Kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) worden vaak beschouwd als de motor van de Belgische en zelfs de Europese economie. Terecht: deze ondernemingen spelen een sleutelrol in de economische groei, de creatie van werkgelegenheid en innovatie in België en de Europese Unie. Ook qua aantal en aandeel in de totale economie blijkt de KMO absolute koploper.Ondanks dit overwicht geniet de KMO in vele gevallen een specifiek juridisch statuut. Dit lijkt te impliceren dat KMO's door de wetgever beschouwd worden als de uitzondering ten aanzien van de "grote onderneming", die als de standaardonderneming geldt.Gezien het bijzondere belang van KMO's in onze economie, moet men zich de vraag stellen of een dergelijk uitzonderingsstatuut wel nodig of noodzakelijk is. Dat is de centrale vraag die in dit boek bestudeerd wordt. Is het zinvol om voor kleine en middelgrote ondernemingen een bijzonder juridisch statuut te voorzien c.q. te behouden? Zo ja, hoe ziet dat statuut er dan uit? Dit boek
benadert de KMO vanuit de verschillende juridische disciplines die samen het ruime economische recht vormen.Achtereenvolgens wordt het statuut van de KMO geanalyseerd vanuit het vennootschapsrecht, het fiscaal recht, het Europees (mededingings)recht en het handelsrecht. Daarnaast wordt ook een rechtshistorische analyse van de KMO gemaakt. Het boek wordt afgerond met een reflectie over de rol en de noden van de KMO's in de praktijk. Deze aanpak laat toe een omvattend beeld te geven van de huidige juridische status quaestionis aangaande de KMO, waarbij er ruimte is voor diepgaande reflecties en beschouwingen over en beleidsvoorstellen voor de toekomst van het bijzondere juridische statuut van de KMO.Dit boek is een realisatie van de onderzoeksgroep Onderneming & Recht, die aan de Universiteit Antwerpen alle onderzoekers verenigt die juridisch onderzoek verrichten met een sterke focus op de onderneming. Het onderzoeksprogramma bevindt zich op het snijvlak van Europees, fiscaal en economisch recht, en knoopt op functionele, niet-normatieve wijze aan bij het ondernemingsbegrip in ruime zin. Dit omvat in de eerste plaats marktgebonden ondernemingen, overheidsonder-nemingen en VZW's die economische activiteiten verrichten.Het onderzoeksprogramma omvat ook het juridische statuut van familiale vermogens die als ondernemingen worden geëxploiteerd. Centraal staat steeds het recht met een specifieke betekenis voor de onderneming.