Besl. Hof Mensenrechten (1e afd.) nr. 44734/98, 8 juli 2004 (Karin Libert / België)

Zoek in bibliotheek

Zoek naar boeken en tijdschriften in de bibliotheek.

Zoek in full text

Zoek naar specifieke inhoud op basis van zoektermen en filters.

Full text
Tijdschrift
Nummer 5
Artikel
Besl. Hof Mensenrechten (1e afd.) nr. 44734/98, 8 juli 2004 (Karin Libert / België)

Jaar 2004 Volume 2004 Nummer 5 Pagina 537 Taal Nederlands Rechtscollege Europees Hof voor de Rechten van de Mens - Cour Européenne des Droits de l’Homme, 08/07/2004 Referentie “Besl. Hof Mensenrechten (1e afd.) nr. 44734/98, 8 juli 2004 (Karin Libert / België)”, TMILRE 2004, nr. 5, 537-541 Samenvatting Samenvatting 1 Het vorderings- of beroepsrecht dient uitgeoefend te worden vanaf het ogenblik dat de betrokkenen effectief kennis kunnen hebben van gerechtelijke beslissingen die hen een last opleggen of die hen in hun rechten of legitieme belangen kunnen treffen. De afwezigheid van een persoonlijke betekening aan een derde belanghebbende is niet van aard het recht zelf van toegang tot een rechter aan te tasten indien de belanghebbende kennis had van de betwiste procedure op buitengerechtelijke wijze, en het verzuim tussen te komen te wijten is aan een aan hemzelf toe te schrijven gebrek aan diligentie. De verzoekende partij, echtgenote van de persoon die wegens een bouwmisdrijf werd veroordeeld tot geldboetes en tot herstel van de plaats in de vorige toestand, kan niet onwetend zijn geweest van de strafprocedure die tegen haar echtgenoot werd gevoerd wegens het illegaal omvormen van een stal in een woning en niets belette haar te gepaste tijde derdenverzet te doen. Zij heeft dit echter slechts meer dan vier jaar na het veroordelend arrest gedaan, op het ogenblik dat zij wist dat de ambtshalve afbraak imminent was. Het verzoekschrift voor het Hof Mensenrechten is wat dit betreft kennelijk niet gegrond en dient onontvankelijk te worden verklaard. Samenvatting 2 Een kort geding dat ertoe strekt voorlopige maatregelen te bekomen met het oog op het vermijden dat een arrest wordt uitgevoerd dat beoogt een einde te stellen aan een illegaal gebruik van een eigendom, heeft geen betrekking op een strafvervolging en doet geen uitspraak over een betwisting betreffende rechten en verplichtingen van burgerlijke aard. Art. 6 E.V.R.M. is niet toepasselijk op een dergelijke procedure. Samenvatting 3 In beginsel heeft de eigenaar van een woning het recht om zijn eigendom te gebruiken voor elk doel dat hem goed lijkt. Beperkingen van het eigendomsrecht kunnen evenwel door de overheid worden opgelegd teneinde te verzekeren dat de eigendom gebruikt wordt overeenkomstig het algemeen belang. Te dezen moet vastgesteld worden dat geen enkele vergunning werd afgeleverd om de stal tot een woning om te vormen zodat de bestemming die aan het goed gegeven werd steeds in strijd is geweest met de wet, zelfs al is de overheid gedurende een bepaalde periode niet overgegaan tot de uitvoering van het arrest waarbij de afbraak werd bevolen. Die periode was van aard om de betrokkenen de gelegenheid te geven vrijwillig, zoals hen gevraagd was, over te gaan tot het herstel van de plaats in de vorige toestand en een oplossing voor hun huisvesting te vinden. Bijgevolg is een juist evenwicht in acht genomen tussen de persoonlijke belangen van verzoekster en het algemeen belang. Er is klaarblijkelijk geen schending van art. 1 van het Eerste Aanvullend Protocol E.V.R.M.

Geachte bezoeker

Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.

Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!

Inloggen Registreren