Auteurs: W. Van Laethem, D. Van Daele, B. Vangeebergen
Beschrijving
Details
Website uitgever
Ons land heeft een lange traditie inzake inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Reeds bij het ontstaan van België in 1830 voorzag het Voorlopig Bewind in een administrateur-generaal voor de Openbare Veiligheid die onder meer verantwoordelijk was voor de bescherming van de binnenlandse veiligheid. En in 1915, na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, kreeg het Belgische leger zijn veiligheidsdienst. Maar op een globaal wettelijk kader dat de werking, de bevoegdheden en de controle op die twee diensten zou regelen, was het langer wachten: het duurde uiteindelijk respectievelijk 180 en 95 jaar vooraleer met de Wet van 4 februari 2010 betreffende de methoden voor het verzamelen van gegevens door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alle aspecten van het inlichtingenwerk door de wetgever zouden zijn behandeld. De Wet van 4 februari 2010 - gemeenzaam de BIM-Wet genoemd - vult de bestaande lacune op door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten een uitgebreide waaier aan
inlichtingenmethoden ter beschikking te stellen. In die zin kan de BIM-Wet beschouwd worden als het sluitstuk van de wettelijke regeling van de Belgische inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Het zou echter fout zijn om ervan uit te gaan dat het belang van deze wet beperkt blijft tot de regeling van de inlichtingenmethoden. Naast de eigenlijke inlichtingenmethoden komen immers ook een aantal andere kwesties aan bod. Zo wordt de opdracht van de militaire inlichtingendienst aangevuld, wordt voorzien in een bijzondere bescherming voor advocaten, artsen en journalisten, wordt de controle door het Vast Comite I aangepast en uitgebreid, ondergaat de Wet op de openbaarheid van bestuur een wijziging en worden bepaalde aspecten van de verhouding tussen de inlichtingendiensten en de gerechtelijke overheden gepreciseerd. Deze uitgave vangt aan met een algemene situering van de achtergrond, de totstandkoming en de structuur van de wet. Vervolgens wordt er uitgebreid stilgestaan bij de draagwijdte van de eigenlijke inlichtingenmethoden, de a priori en a posterioricontrole en de impact van de regeling op de beide diensten. In de laatste hoofdstukken ligt de nadruk op een aantal specifieke aspecten van de BIM-Wet, te weten de bescherming van het beroepsgeheim, de rechtsbescherming van de burger en de verhouding tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de gerechtelijke instanties. Daarmee wordt een volledig overzicht gegeven van de regelgeving zoals die eruit zal zien vanaf de inwerkingtreding van de BIMWet. Dit boek is een hulpinstrument voor iedereen die vanaf 1 september 2010 - dit is de uiterste datum waarop de BIM-Wet in werking zal treden - met het werk van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in het algemeen en met de toepassing van de bijzondere inlichtingenmethoden in het bijzonder, in aanraking komt. Met bijdragen van Peter De Smet, Johan Delmulle, Michel Hellemans, Dirk Van Daele, Wauter Van Laethem, Thomas Van Ongeval, Hugo Vandenberghe, Bart Vangeebergen, Raf Verstraeten en Alain Winants.