Rb. Brussel (23e k.) nr. 07/3795/A, 07/3796/A, 12/738/A, 7 februari 2014

Zoek in bibliotheek

Zoek naar boeken en tijdschriften in de bibliotheek.

Zoek in full text

Zoek naar specifieke inhoud op basis van zoektermen en filters.

Full text
Tijdschrift
Nummer 292
Artikel
Rb. Brussel (23e k.) nr. 07/3795/A, 07/3796/A, 12/738/A, 7 februari 2014

Jaar 2014 Volume 2014 Nummer 292 Pagina 2 Taal Nederlands Rechtscollege Brussel, Burgerlijke Rechtbank - Tribunal Civil, 07/02/2019 Referentie “Rb. Brussel (23e k.) nr. 07/3795/A, 07/3796/A, 12/738/A, 7 februari 2014”, DJK 2014, nr. 292, 2 Samenvatting Samenvatting 1 Artikel 2.4.10 van de VCRO voorziet dat de eigenaar van een onroerend goed van het Vlaamse Gewest de verwerving daarvan kan eisen indien hij aantoont dat, ten gevolge van de vaststelling van één of meer al dan niet opeenvolgende ruimtelijke uitvoeringsplannen, de waardevermindering van zijn onroerend goed ernstig is of de leefbaarheid van de bestaande bedrijfsvoering ernstig in het gedrang komt. Artikel 2.4.10 is op 1 september 2009 in werking getreden, zonder dat de uitvoeringsbesluiten werden vastgesteld die het mogelijk maken dat de eigenaars die zich in de decretale toepassingsvoorwaarden bevinden, hun aanspraak op de aankoopverplichting kunnen laten gelden. Een termijn van vier à vijf jaar om een uitvoeringsbesluit vast te stellen hoeft niet in alle omstandigheden als overdreven lang te worden beschouwd, doch het behoort de betrokken overheid in dergelijk geval om de redenen aan te geven waarom zij er nog niet in geslaagd is om de nodige besluiten te nemen. Het Vlaams Gewest voert in haar conclusies evenwel geen enkele reden aan ter verantwoording van het langdurig stilzitten van zijn regering. In deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat het Vlaams Gewest een fout begaat in de zin van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, door na te laten zonder redelijke verantwoording binnen een redelijke termijn de nodige besluiten vast te stellen ter uitvoering van artikel 2.4.10 van de VCRO. Samenvatting 2 De decreetgever heeft ten laste van het Vlaams Gewest een aankoopplicht ingevoerd wanneer een onroerend goed ten gevolge van de vaststelling van een ruimtelijk uitvoeringsplan een ernstige waardevermindering heeft ondergaan. Het is niet vereist dat aangetoond wordt dat (ook) de leefbaarheid van de bedrijfsvoering ernstig in het gedrang komt, het volstaat volgens de tekst van het decreet dat de waardevermindering van het onroerend goed ernstig is. De tekst van artikel 2.4.10 VCRO overstijgt dan ook duidelijk de (aanvankelijke) intentie van de opstellers van de decretale bepaling om enkel een aankoopplicht in te voeren ten gunste van (landbouw)bedrijven die door ruimtelijke uitvoeringsplannen worden bedreigd in hun bestaan, en viseert alle gevallen waarin onroerende goederen “ernstige” waardeverminderingen ondergaan. De rechtbank mag niet tegen de duidelijke tekst van het decreet ingaan door de toepassing ervan te beperken tot eigenaars van (landbouw)bedrijven wiens bedrijfsvoering in het gedrang wordt gebracht. Ook de omstandigheid dat de betrokken eigenaar aanspraak kan maken op een planschadevergoeding, sluit de toepassing van de aankoopplicht niet uit; artikel 2.4.10, §3, van de VCRO viseert precies dat geval. Samenvatting 3 De decreetgever heeft niet nader bepaald wat moet worden verstaan onder een ‘ernstige waardevermindering’. Art. 10, §2, 2° B.Vl.Reg. 24 juli 2009 tot uitvoering van de onteigening ten algemene nutte, het recht van voorkoop, de aankoopplicht , de vergoedingsplicht en de afbakening van overstromingsgebieden van titel I van het Decreet integraal waterbeleid van 18 juli 2003, geeft onder meer uitvoering aan een analoge aankooplicht in artikel 17 DIWB, waarop beroep kan worden gedaan door eigenaars van onroerende goederen die gelegen zijn in een oeverzone of in een overstromingsgebied. Hoewel voormeld artikel 10, §2, 2° B.Vl.Reg. 24 juli 2009 niet van toepassing is op de aankoopplicht van artikel 2.4.10 VCRO, biedt dit besluit wel enig idee over wat als een ‘ernstige waardevermindering’ kan worden beschouwd. De bewering van het Vlaams Gewest dat er geen ernstige waardevermindering optreedt omdat de gronden technisch niet bebouwbaar zijn, kan niet door de rechtbank worden beoordeeld zonder ter zake te zijn voorgelicht door een gerechtsdeskundige die de situatie ter plaatse heeft onderzocht.

Geachte bezoeker

Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.

Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!

Inloggen Registreren