- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 421
- Artikel
- Grondwettelijk Hof nr. 197/2019, 5 december 2019 (prejudiciële vraag)
Volume 2020 : 421
Besluitvorming van vennootschappen. Impact van de coronacrisis
Grondwettelijk Hof nr. 40/2019, 28 februari 2019 (Annick Meurant e.a.)
Steeds stuiting van verjaring bij beroep Raad van State
Grondwettelijk Hof nr. 197/2019, 5 december 2019 (prejudiciële vraag)
Verhoogde tegemoetkoming bij de terugbetaling van geneeskundige verstrekkingen
Grondwettelijk Hof nr. 8/2020, 16 januari 2020 (prejudiciële vraag)
Grondwettelijk Hof keurt Europese own-goal van wetgever ten onrechte goed [artikelen 99bis en 65, lid 2 Sw.]
Antwerpen 4 april 2019
Bestuurdersaansprakelijkheid wegens onbetaalde bedrijfsvoorheffing en BTW
Antwerpen 2 oktober 2019
[Beneluxmerk van een rouwcentrum] Two funerals and a trademark
Corr. Leuven 14 november 2019
Smaad door daden
Besluitvorming van vennootschappen. Impact van de coronacrisis
Grondwettelijk Hof nr. 40/2019, 28 februari 2019 (Annick Meurant e.a.)
Steeds stuiting van verjaring bij beroep Raad van State
Grondwettelijk Hof nr. 197/2019, 5 december 2019 (prejudiciële vraag)
Verhoogde tegemoetkoming bij de terugbetaling van geneeskundige verstrekkingen
Grondwettelijk Hof nr. 8/2020, 16 januari 2020 (prejudiciële vraag)
Grondwettelijk Hof keurt Europese own-goal van wetgever ten onrechte goed [artikelen 99bis en 65, lid 2 Sw.]
Antwerpen 4 april 2019
Bestuurdersaansprakelijkheid wegens onbetaalde bedrijfsvoorheffing en BTW
Antwerpen 2 oktober 2019
[Beneluxmerk van een rouwcentrum] Two funerals and a trademark
Corr. Leuven 14 november 2019
Smaad door daden
Jaar
2020
Volume
2020
Nummer
421
Pagina
345
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Grondwettelijk Hof - Cour Constitutionnelle - Arbitragehof - Cour d'Arbitrage, 05/12/2019
Referentie
E. TIMBERMONT, “Grondwettelijk Hof nr. 197/2019, 5 december 2019 (prejudiciële vraag)”, NJW 2020, nr. 421, 345-347
Samenvatting
Samenvatting 1 Art. 126 ZIV-wet schendt art. 10 en 11 Gw niet, in zoverre die bepaling zo wordt geïnterpreteerd dat zij uitsluit dat, bij de berekening van de inkomensgrens in het kader van een aanvraag voor een verhoogde tegemoetkoming in de zin van art. 37, § 19, ZIV-wet, ervan wordt uitgegaan dat de kinderen van gescheiden ouders ten laste zijn van beide ouders en dat zij de keuze van één van beide ouders oplegt, terwijl de kinderen in werkelijkheid gelijkmatig ten laste zijn van beide ouders, zowel op fiscaal vlak als op het vlak van de huisvesting. Ook al is het legitiem dat de wetgever wil vermijden dat alle kinderen van gescheiden ouders twee keer in aanmerking worden genomen voor de verhoogde tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging, is het niettemin onevenredig te erkennen dat, enerzijds, een gelijkmatig verdeelde huisvesting (ingevolge het beginsel van de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag zoals voorzien in art. 374 BW) en bijgevolg een verdeling van de last van de kinderen onder de gescheiden ouders moet worden bevoorrecht, terwijl, anderzijds, wordt geweigerd hen te beschouwen als op zijn minst gedeeltelijk ten laste van de ouder die om de verhoogde tegemoetkoming verzoekt. Dat onverantwoorde verschil in behandeling vindt evenwel zijn oorsprong niet in de in het geding zijnde bepaling, maar in de ontstentenis van een wetsbepaling die het mogelijk maakt, bij het bepalen van de inkomensgrens die toelaat een verhoogde tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging toe te kennen, de last die elke ouder daadwerkelijk draagt in de huisvesting en de opvoeding van hun kinderen, wanneer die kinderen gelijkmatig worden gehuisvest door de ouders, in aanmerking te nemen.
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!