Antwerpen (1e k.) 7 mei 2012

Zoek in bibliotheek

Zoek naar boeken en tijdschriften in de bibliotheek.

Zoek in full text

Zoek naar specifieke inhoud op basis van zoektermen en filters.

Full text
Tijdschrift
Nummer 7
Artikel
Antwerpen (1e k.) 7 mei 2012

Jaar 2013 Volume 2013 Nummer 7 Pagina 376 Taal Nederlands Rechtscollege Hof van Beroep - Cour d'Appel, 07/05/2012 Referentie M. PUELINCKX-COENE, “Antwerpen (1e k.) 7 mei 2012”, TBBR 2013, nr. 7, 376-379 Samenvatting Samenvatting 1 De handgift is een vormvrije schenking die tot stand komt door de louter materiële overhandiging met de wil om te begiftigen aan de begiftigde, die aanvaardt, van een lichamelijk roerend goed of van een onlichamelijk roerend goed waarvan het recht in de titel is geïncorporeerd. Wie zich beroept op een handgift draagt de bewijslast van de constitutieve elementen ervan, zijnde de afgifte van de goederen, de wil om te begiftigen en de aanvaarding door de begiftigde. De storting/overschrijving van sommen geld, eigendom van de schenker, op de rekening van de begiftigde maakt een materiële afgifte uit van die gelden. Dat de schenker een volmacht heeft op die rekening belet niet dat er een daadwerkelijke onherroepelijke overdracht van de gelden in handen van de begiftigde plaatsvond. Een volmachthouder is immers rekenschap en verantwoording aan de begiftigde verschuldigd (art. 1993 BW). De animus donandi kan uit feiten worden afgeleid. Dat de wil tot geven werd ingegeven door de wil aan de erfgenamen te ontnemen is onbelangrijk. Dat de begiftigde na de stortingen vrij over de gestorte gelden beschikte, geldt als stilzwijgende aanvaarding van de handgift. Een vordering tot inkorting (art. 920 BW) is een zakelijke vordering en verjaart dus pas na dertig jaar (art. 2262 BW) te rekenen vanaf het openvallen van de nalatenschap. Reservatairen die berustten in de beschikking van buitenvervolgingstelling van de begiftigde, beschuldigd verdoken schenkingen te hebben ontvangen op basis van art. 505, 1° tot 3° Sw., verzaakten zodoende niet aan hun recht inkorting te vorderen. Op het in te korten bedrag zijn verwijlinteresten verschuldigd van de dag van het openvallen van de nalatenschap tot aan de dag van het instellen van de vordering tot inkorting, vanaf dan is gerechtelijke interest verschuldigd (art. 1153 BW).

Geachte bezoeker

Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.

Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!

Inloggen Registreren