- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 89
- Artikel
- 1. Gewoonlijk gebruiken, aanleggen of inrichten van een grond voor het parkeren van voertuigen, wagens of aanhangwagens - gewoontemisdrijf - draagwijdte - strafvordering - verjaring. - 2. Legaliteitsbeginsel in strafzaken - gewoonlijk gebruik daterend van vóór de inwerkingtreding van de strafbaarstelling - gevolgen.
Volume 2018 : 89
Voorwoord. Zomerse omgevingsrechtlectuur.
De omgevingsvergunning voor kleinhandelsactiviteiten.
Op zoek naar de grenzen aan de beperkte afwijkingsmogelijkheid.
1. Gewoonlijk gebruiken, aanleggen of inrichten van een grond voor het parkeren van voertuigen, wagens of aanhangwagens - gewoontemisdrijf - draagwijdte - strafvordering - verjaring. - 2. Legaliteitsbeginsel in strafzaken - gewoonlijk gebruik daterend van vóór de inwerkingtreding van de strafbaarstelling - gevolgen.
Gewoonlijk gebruiken, aanleggen of inrichten van een grond voor het parkeren van voertuigen, wagens of aanhangwagens - gewoontemisdrijf - instandhoudingsmisdrijf (geen) - draagwijdte.
Aanvulling vergunningsaanvraag - administratief beroep - devolutieve werking - bevoegdheid college van burgemeester en schepenen - essentiele wijziging - administratieve lus.
Stedenbouwkundige vergunningen - reguliere procedure - administratieve beroepsprocedure - belang - handelaar - art. 4.7.21, § 2, 2° VCRO - art. 6 EVRM en Verdrag van Aarhus.
Praktijkrubriek. Korte beslistermijnen in de omgevingsvergunningsprocedure: alle hens aan dek!
Boekbespreking (TROS 89 (2018)).
Voorwoord. Zomerse omgevingsrechtlectuur.
De omgevingsvergunning voor kleinhandelsactiviteiten.
Op zoek naar de grenzen aan de beperkte afwijkingsmogelijkheid.
1. Gewoonlijk gebruiken, aanleggen of inrichten van een grond voor het parkeren van voertuigen, wagens of aanhangwagens - gewoontemisdrijf - draagwijdte - strafvordering - verjaring. - 2. Legaliteitsbeginsel in strafzaken - gewoonlijk gebruik daterend van vóór de inwerkingtreding van de strafbaarstelling - gevolgen.
Gewoonlijk gebruiken, aanleggen of inrichten van een grond voor het parkeren van voertuigen, wagens of aanhangwagens - gewoontemisdrijf - instandhoudingsmisdrijf (geen) - draagwijdte.
Aanvulling vergunningsaanvraag - administratief beroep - devolutieve werking - bevoegdheid college van burgemeester en schepenen - essentiele wijziging - administratieve lus.
Stedenbouwkundige vergunningen - reguliere procedure - administratieve beroepsprocedure - belang - handelaar - art. 4.7.21, § 2, 2° VCRO - art. 6 EVRM en Verdrag van Aarhus.
Praktijkrubriek. Korte beslistermijnen in de omgevingsvergunningsprocedure: alle hens aan dek!
Boekbespreking (TROS 89 (2018)).
Jaar
2018
Volume
2018
Nummer
89
Pagina
55
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Hof van Cassatie - Cour de Cassation, 07/03/2017
Referentie
“1. Gewoonlijk gebruiken, aanleggen of inrichten van een grond voor het parkeren van voertuigen, wagens of aanhangwagens - gewoontemisdrijf - draagwijdte - strafvordering - verjaring. - 2. Legaliteitsbeginsel in strafzaken - gewoonlijk gebruik daterend van vóór de inwerkingtreding van de strafbaarstelling - gevolgen.”, T.R.O.S. 2018, nr. 89, 55-59
Samenvatting
- nr. P.15.1340.N -
De eiser is een verkoper van tweedehandsvoertuigen. Hij stalt de voertuigen op gehuurde percelen. De eiser gaat over tot de aankoop van de gronden op 1 april 2006. Na de aankoop vraagt hij een vergunning om de gronden te bestemmen tot "toonpark", zijnde een verharde oppervlakte voor het uitstallen en te koop aanbieden van voertuigen. De stedenbouwkundige vergunningen worden toegekend op 3 maart en 1 september 2014.
Ondanks het verkrijgen van de regularisatievergunning wordt de eiser vervolgd omdat hij zonder vergunning in 2006 een bureelcontainer heeft geplaats op zijn toonpark en een 3 cm dikke laag grind als nieuwe verharding heeft aangebracht. De eiser wordt meer bepaald vervolgd wegens het gewoonlijk gebruik van de grond als commercieel toonpark voor tweedehandswagens zonder vergunning in de periode van 19 april 2006 tot minstens 2 augustus 2012.
Voor de appelrechters voert de eiser aan dat de decriminalisering voorzien in artikel 6.1.1., derde lid VCRO ook het in stand houden van de inbreuken omvat op artikel 4.2.1, 5° b) VCRO (voorheen art. 99, § 1, 5°, b DRO), zijnde het aanleggen, inrichten of het starten van het gewoonlijk gebruik van een grond voor het parkeren van voertuigen zonder vergunning. Hij argumenteert dat hij als nieuwe eigenaar niet vervolgd kan worden voor het in stand houden van het foutief gebruik. De terreinen zouden immers al vóór 1999 gebruikt worden als standplaats van auto's door een andere autohandelaar.
De appelrechters oordelen dat de feiten strafbaar zijn op grond van artikel 6.1.1., lid 1, 1° VCRO en dat de verjaring van het gewoontemisdrijf pas begint te lopen vanaf het plegen van het laatste feit dat deel uitmaakt van de gewoonte, zodat de verjaring niet is ingetreden. De eiser wordt bijgevolg door de appelrechters op strafgebied veroordeeld tot een geldboete van 1.000 euro maal 6 of een vervangende gevangenisstraf van 2 maanden, met uitstel gedurende drie jaar en de verbeurdverklaring van 10.000 euro als vermogensvoordeel, waarvan de helft met uitstel, vermeerderd met de kosten. De herstelvordering wordt zonder voorwerp verklaard omwille van de regularisatie.
De eiser verwijt in het eerste onderdeel van het cassatiemiddel aan de appelrechters dat zij geen onderscheid maken tussen enerzijds het ogenblikkelijk misdrijf dat tot stand zou komen vanaf het moment dat het gebruik voor het parkeren van auto's "gewoonlijk" is geworden en anderzijds het verdere gebruik daarvan. Hij wijst erop dat de voorafgaande vergunningsplicht slechts vanaf 1 mei 2000 wordt opgelegd door artikel 99, § 1, 5°, b DRO en is van oordeel dat de appelrechters hun beslissing niet naar recht verantwoorden omdat ze niet nagaan of uitsluiten dat het geïncrimineerde gebruik pas na 1 mei 2000 "gewoonlijk" is geworden. In het tweede onderdeel voert de eiser aan dat de appelrechters ten onrechte het gewoonlijk gebruik van de grond als commercieel toonpark voor tweedehandswagens vanaf 19 april 2006 tot 2 augustus 2012 als een gewoontemisdrijf hebben gekwalificeerd terwijl het in werkelijkheid gaat om een instandhoudingsmisdrijf.
(Het Hof van Cassatie verwerpt de voorziening. De decreetgever beoogt geen vergunningsplicht voor het toevallig parkeren van voertuigen, maar vereist een gebruik van de grond dat een zekere regelmaat vertoont en een zekere tijd moet duren vooraleer een stedenbouwkundige vergunning noodzakelijk is. Het misdrijf bestaat zodra door meerdere handelingen van gebruik, zonder dat daartoe de nodige vergunning was verkregen, het gewoonlijk gebruik ontstaat, hetgeen de rechter onaantastbaar in feite beoordeelt. Het gewoonlijk gebruik blijft voortduren zolang de grond verder wordt gebruikt voor het parkeren van voertuigen door de positieve daden van het stallen en verwijderen van voertuigen met een zekere regelmaat, en tot zolang kan er van instandhouding, dit is de onthouding om door enige handeling aan het bestaan van de gecreëerde toestand van onrechtmatig gebruik van de grond een einde te maken, geen sprake zijn.
De verjaring van de strafvordering zal dan ook slechts een aanvang nemen op het ogenblik dat de grond niet langer wordt gebruikt voor het parkeren van voertuigen door positieve daden van het stallen en verwijderen van voertuigen met een zekere regelmaat.
Het Hof van Cassatie oordeelt dat de artikelen 12 en 14 van de Grondwet en artikel 2 van het Strafwetboek zich niet verzetten tegen de strafbaarheid van het zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning gewoonlijk gebruiken van een grond voor het parkeren van voertuigen, waarbij dan het gewoonlijk gebruik blijft voortduren zolang de grond verder door positieve daden van het stallen en verwijderen van voertuigen met een zekere regelmaat wordt gebruikt voor het parkeren van voertuigen, ook al heeft dit gewoonlijk gebruik een aanvang genomen vóór de inwerkingtreding van de strafbaarstelling.
Het Hof van Cassatie oordeelt tevens in zijn arrest van 7 maart 2017 dat de strafrechtelijk gesanctioneerde vergunningsplicht voor het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de hoofdfunctie van een bebouwd onroerend goed of het opsplitsen van een woning of het wijzigen van het aantal woongelegenheden die hoofdzakelijk bestemd zijn voor huisvesting, niet te vergelijken valt met de strafrechtelijk gesanctioneerde vergunningsplicht voor het gewoonlijk gebruiken van een grond voor het parkeren van voertuigen. In het eerst bedoelde geval is er vergunningsplicht en ook strafbaarheid vanaf het ogenblik dat de functiewijziging, de opsplitsing of wijziging wordt gerealiseerd; in het tweede geval is er slechts vergunningsplicht en strafbaarheid indien met een zekere regelmaat en gedurende een zekere tijd de vereiste handelingen zijn gesteld, zodat de daders van deze misdrijven zich niet in een vergelijkbare toestand bevinden. Er is derhalve geen aanleiding om hierover een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof.)
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!