De leveringsplicht bij de overdracht van roerende lichamelijke goederen
De leveringsplicht bij de overdracht van roerende lichamelijke goederen
Editeur: Intersentia
Auteurs: J. Del Corral
Description
Détails
Site de l'éditeur
Zowel rechtshistorisch als rechtsvergelijkend lijkt het Belgische, evenals het Franse rechtsstelsel inzake de overdracht van zakelijke rechten op roerende lichamelijke goederen een unieke positie in te nemen: de louter verbintenisrechtelijke overeenkomst bewerkstelligt de overdracht van een zakelijk recht (art. 1138 BW). Daaraan wordt door de wetgever enigszins afbreuk gedaan voor de hypothese van een verkoop onder beding van eigendomsvoorbehoud, waarbij de verbintenisrechtelijke overeenkomst en de overdracht van elkaar worden gescheiden. Hetzelfde geldt voor de hypothese van een dubbele verkoop waarbij de voorkeur wordt gegeven aan diegene die als eerste in het werkelijke bezit van het goed wordt gesteld, mits hij te goeder trouw is (art. 1141 BW). De auteur onderzoekt in hoeverre naar Belgisch recht (nog steeds) een afzonderlijke leveringshandeling is vereist voor de overdracht van roerende lichamelijke goederen en waaruit die leveringshandeling desgevallend bestaat: een feitelijke
handeling, een rechtshandeling of een combinatie van beide. De auteur bestudeert daarvoor een aantal bijzondere toepassingsgevallen, waaronder een verkoop onder beding van eigendomsvoorbehoud, een verkoop van soortgoederen en een verkoop van toekomstige goederen. Telkens komt daarbij de vraag aan bod hoe de eigendomsoverdracht in die bijzondere gevallen theoretisch dient te worden gestructureerd. Wanneer blijkt dat voor de geldigheid van de overdracht geen publiciteitsvereiste wordt opgelegd, rijst de vraag of die overdracht onmiddellijk tegenwerpelijk is aan derden te goeder trouw en met een concurrent recht. In het kader daarvan bestudeert de auteur de hypothese van een dubbele verkoop en de vraag of artikel 1141 BW een vereiste oplegt voor de tegenwerpelijkheid van de overdracht, dan wel of die bepaling een bijzondere toepassing van de bezitsbescherming vormt (cf. art. 2279 BW). Daarnaast onderzoekt zij of de toepassing van die bepaling kan worden uitgebreid tot de samenlopende schuldeisers van de verkoper. Met andere woorden: is een overdracht van roerende lichamelijke goederen zonder dat de koper in het werkelijke bezit van het goed wordt gesteld onmiddellijk tegenwerpelijk aan de samenlopende schuldeisers van de verkoper?Om voormelde onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden, heeft de auteur naast het Belgische en het Franse recht ook het Duitse, het Nederlandse en het Engelse recht in haar onderzoek betrokken, evenals de Draft Common Frame of Reference.