- Full text
- Revue
- Numéro 367
- Article
- Grondwettelijk Hof nr. 52/2017, 11 mei 2017 (prejudiciële vraag)
Volume 2017 : 367
Remuneratie curator. Het bureau voor rechtsbijstand is geen insolventieverzekeraar, maar wie dan wel?
Grondwettelijk Hof nr. 52/2017, 11 mei 2017 (prejudiciële vraag)
Conclusietermijnen in strafzaken
Grondwettelijk Hof nr. 58/2017, 18 mei 2017 (vzw Belgisch Fonds voor de Inzameling en Verwerking van Elektrohuishoudtoestellen e.a., vzw Bebat e.a., vzw Recybat, vzw Belgische Confederatie van de Autohandel en -reparatie en van de aanverwante sectoren)
Territoriale band van beheersorganen in het kader van Vlarema met Vlaams Gewest onvoldoende om algemene heffing te verantwoorden
Cass. (1re ch.) RG C.16.0043.F, 22 septembre 2016 (C.G. / Communauté française)
Overheidsaansprakelijkheid voor een voortdurend hernieuwde onrechtmatige daad en de verjaring van de vordering
Gent 11 januari 2016
De informatieplicht van de beleggingsadviseur
Rb. Brussel (bur. rechtsbijst.) 13 januari 2016
Remuneratie curator. Het bureau voor rechtsbijstand is geen insolventieverzekeraar, maar wie dan wel?
Grondwettelijk Hof nr. 52/2017, 11 mei 2017 (prejudiciële vraag)
Conclusietermijnen in strafzaken
Grondwettelijk Hof nr. 58/2017, 18 mei 2017 (vzw Belgisch Fonds voor de Inzameling en Verwerking van Elektrohuishoudtoestellen e.a., vzw Bebat e.a., vzw Recybat, vzw Belgische Confederatie van de Autohandel en -reparatie en van de aanverwante sectoren)
Territoriale band van beheersorganen in het kader van Vlarema met Vlaams Gewest onvoldoende om algemene heffing te verantwoorden
Cass. (1re ch.) RG C.16.0043.F, 22 septembre 2016 (C.G. / Communauté française)
Overheidsaansprakelijkheid voor een voortdurend hernieuwde onrechtmatige daad en de verjaring van de vordering
Gent 11 januari 2016
De informatieplicht van de beleggingsadviseur
Rb. Brussel (bur. rechtsbijst.) 13 januari 2016
Année
2017
Volume
2017
Numéro
367
Page
597
Langue
Néerlandais
Juridiction
Grondwettelijk Hof - Cour Constitutionnelle - Arbitragehof - Cour d'Arbitrage, 11/05/2017
Référence
K. VERHESSCHEN, “Grondwettelijk Hof nr. 52/2017, 11 mei 2017 (prejudiciële vraag)”, NJW 2017, nr. 367, 597-599
Résumé
Samenvatting 1 Art. 152 Sv. schendt niet de art. 10 en 11 Gw, al dan niet in samenhang gelezen met art. 6 EVRM, doordat een inverdenkinggestelde de raadkamer op de inleidingszitting bij de regeling van de rechtspleging (art. 127 Sv.) niet om conclusietermijnen kan verzoeken terwijl een beklaagde voor de politierechtbank of de correctionele rechtbank op de inleidingszitting om conclusietermijnen kan verzoeken. Weliswaar bestaat er in de procedure voor de raadkamer geen bepaling die toelaat laattijdige conclusies uit de debatten te weren. De raadkamer kan evenwel de neerlegging van conclusies weigeren, als ze enkel als een vertragingsmanoeuvre bedoeld is. De raadkamer kan eveneens een laattijdig ingediende conclusie uit de debatten weren door ze als een misbruik van de rechtspleging aan te merken op grond dat zij een goede rechtsbedeling verhindert, de rechten van de tegenpartij op onrechtmatige wijze schendt en het recht op een eerlijke behandeling van de zaak in het gedrang brengt. Aldus kan de raadkamer rekening houden met, enerzijds, het openbaar belang en de zorg voor een goede rechtsbedeling binnen een redelijke termijn en, anderzijds, het recht van de procespartijen op een debat op tegenspraak, met eerbiediging van de wapengelijkheid.
Cher visiteur,
Cette page est resevée aux menbres de Jurisquare.
Veuillez vous connecter en cliquant sur le bouton 'Log in' ci-dessous, ou demander sans engagement une offre personnalisée en cliquant sur le bouton 'Abonner'. A partir de € 422,57(hors TVA) par an vous devenez déjà membre de Jurisquare et pouvez déjà accéder à la plus grande bibliothèque juridique digitale de Belgique!