- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 447
- Artikel
- Grondwettelijk Hof nr. 43/2021, 11 maart 2021 (Dominique Ramaekers)
Volume 2021 : 447
Just culture in de luchtvaart. Problematische Belgische invulling
Grondwettelijk Hof nr. 43/2021, 11 maart 2021 (Dominique Ramaekers)
Waals decreet houdende rijverbod en lage emissiezones ter bestrijding van luchtverontreiniging is grondwettig
Cass. (3e k.) AR S.20.0042.N, 10 mei 2021 (NATIONAAL VERBOND VAN SOCIALISTISCHE MUTUALITEITEN / F.P.)
Rechtsgevolgen van de posterieure betaling van een door wettelijke schuldvergelijking (gedeeltelijk) tenietgegane schuld
Antwerpen nr. 2018/AR/1205, 2 september 2020
Voorbereidend materiaal van software
Voorz. Ondrb. Gent (afd. Brugge) nr. A/20/01358, 4 mei 2021
Geschillenregeling als ultimum remedium om conflicten tussen aandeelhouders op te lossen
Just culture in de luchtvaart. Problematische Belgische invulling
Grondwettelijk Hof nr. 43/2021, 11 maart 2021 (Dominique Ramaekers)
Waals decreet houdende rijverbod en lage emissiezones ter bestrijding van luchtverontreiniging is grondwettig
Cass. (3e k.) AR S.20.0042.N, 10 mei 2021 (NATIONAAL VERBOND VAN SOCIALISTISCHE MUTUALITEITEN / F.P.)
Rechtsgevolgen van de posterieure betaling van een door wettelijke schuldvergelijking (gedeeltelijk) tenietgegane schuld
Antwerpen nr. 2018/AR/1205, 2 september 2020
Voorbereidend materiaal van software
Voorz. Ondrb. Gent (afd. Brugge) nr. A/20/01358, 4 mei 2021
Geschillenregeling als ultimum remedium om conflicten tussen aandeelhouders op te lossen
Jaar
2021
Volume
2021
Nummer
447
Pagina
624
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Grondwettelijk Hof - Cour Constitutionnelle - Arbitragehof - Cour d'Arbitrage, 11/03/2021
Referentie
“Grondwettelijk Hof nr. 43/2021, 11 maart 2021 (Dominique Ramaekers)”, NJW 2021, nr. 447, 624-630
Samenvatting
Samenvatting 1 Het Hof wijst de afstand van het beroep toe in zoverre het betrekking heeft op artikel 3 , § 1, 1° en 2°, en § 2, van het decreet van 17 januari 2019 « betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging gebonden aan het verkeer van de voertuigen » en verwerpt het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet voor het overige. In haar memorie van antwoord doet de verzoekende partij afstand van het beroep, in zoverre het gericht is tegen artikel 3 , § 1, 1° en 2°, en § 2, van het bestreden decreet van 17 januari 2019. Niets verzet zich in casu ertegen dat het Hof die afstand toewijst. Art. 3 , Decreet van 17 januari 2019 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging gebonden aan het verkeer van de voertuigen Samenvatting 2 Het Hof wijst de afstand van het beroep toe in zoverre het betrekking heeft op artikel 3 , § 1, 1° en 2°, en § 2, van het decreet van 17 januari 2019 « betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging gebonden aan het verkeer van de voertuigen » en verwerpt het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet voor het overige. De bestreden bepalingen ( artikel 1 , 1°, artikel 2 , § 1, 3°, artikel 4 , § 1, 3°, en artikel 7 van het decreet van 17 januari 2019) bevatten maatregelen ter bestrijding van luchtverontreiniging en vallen dus onder de bevoegdheid van de gewesten inzake de bescherming van het leefmilieu. Ook al hebben die bepalingen een weerslag op het gebruik van de betrokken voertuigen, toch wijzigen zij noch de algemene politie over het verkeer, noch de federale technische voorschriften waaraan de voertuigen in het verkeer moeten voldoen. De Waalse decreetgever heeft zijn bevoegdheid dus niet overschreden. Art. 3 , Decreet van 17 januari 2019 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging gebonden aan het verkeer van de voertuigen Art. 1er , Decreet van 17 januari 2019 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging gebonden aan het verkeer van de voertuigen Art. 4 , Decreet van 17 januari 2019 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging gebonden aan het verkeer van de voertuigen Art. 7 , Decreet van 17 januari 2019 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging gebonden aan het verkeer van de voertuigen Samenvatting 3 Het Hof wijst de afstand van het beroep toe in zoverre het betrekking heeft op artikel 3 , § 1, 1° en 2°, en § 2, van het decreet van 17 januari 2019 « betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging gebonden aan het verkeer van de voertuigen » en verwerpt het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet voor het overige. De verzoekende partij voert aan dat het rijverbod voor bepaalde voertuigen op het hele grondgebied van het Waalse Gewest ( artikel 2 van het decreet van 17 januari 2019) en de beperking van de toegang tot de gewestelijke lage-emissiezones ( artikel 4 van hetzelfde decreet) afbreuk doet aan het eigendomsrecht, doordat het rijverbod niet evenredig is met het nagestreefde doel. De betwiste maatregelen vormen een regeling van het gebruik van eigendom in de zin van de tweede alinea van artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol EVRM en vallen onder het toepassingsgebied van die verdragsbepaling, in samenhang gelezen met artikel 16 van de Grondwet. Het bestreden decreet brengt een billijk evenwicht tot stand tussen de bescherming van het leefmilieu en van de volksgezondheid, en de particuliere belangen van de eigenaars van de voertuigen waarop het verkeersverbod betrekking heeft. De decreetgever kan, ook al zijn de Europese normen inzake luchtkwaliteit sinds 2014 niet meer overschreden, een beleid inzake de bescherming van het leefmilieu bepalen dat ambitieuzer is dan hetgeen op Europees niveau is bepaald. Bovendien is het verkeersverbod geleidelijk, het wordt ingevoerd in zes fases, tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2030, teneinde de meest verontreinigende voertuigen, afhankelijk van hun ouderdom en type motor waarmee ze zijn uitgerust, geleidelijk te weren van alle Waalse wegen. In dat verband is de keuze voor het criterium van de euronorm om die voertuigen te identificeren, redelijk verantwoord. Enerzijds betreft het een objectief criterium dat verwijst naar grenswaarden van de emissies van luchtverontreinigende stoffen en van fijnstof bepaald op Europees niveau en volgens de datum van de eerste inverkeerstelling van het voertuig. Het is in dat verband niet van belang dat de binnen eenzelfde euronorm gegroepeerde voertuigen verschillende hoeveelheden emissies kunnen hebben, met inachtneming van de Europese emissiedrempels. Anderzijds laat de euronorm toe gemakkelijk te weten op welke voertuigen het rijverbod betrekking heeft, hetgeen niet het geval zou zijn indien rekening wordt gehouden met de werkelijke emissies van de voertuigen, zoals de verzoekende partij suggereert, die afhankelijk zijn van de duur en van de gebruiksvoorwaarden van elke individueel genomen voertuig. De betrokkenen beschikken overigens over voldoende tijd om adequate alternatieven te vinden en de decreetgever heeft rekening gehouden met de gemiddelde levensduur van een voertuig. Ten slotte voorziet het bestreden decreet, teneinde de gevolgen van het verbod te verzachten, in uitzonderingen op het verkeersverbod voor bepaalde categorieën van voertuigen. Om dezelfde redenen is het geleidelijk verbod op de toegang tot de LEZ redelijk verantwoord. De vaststelling van de ernst van een misdrijf en van de zwaarwichtigheid waarmee dat misdrijf kan worden bestraft, behoort tot de beoordelingsbevoegdheid van de wetgever. Het feit dat de niet-naleving van het rijverbod voor sommige voertuigen en de niet-toegestane toegang tot een lage-emissiezone wordt bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met een geldboete van minsten 100 euro en hoogstens 1 000 000 euro of met slechts een van die straffen, is niet kennelijk onevenredig, gelet op het feit dat de rechter, naar gelang van het voorliggende geval, een sanctie binnen voldoende ruime marges van straffen kan kiezen en slechts een van die twee straffen kan opleggen. Het bestaan van verschillende graden van gestrengheid die door verschillende wetgevers ingevoerde sancties kunnen kenmerken, vloeit overigens voort uit de uitoefening, door elke wetgever, van zijn respectieve bevoegdheden. Een dergelijk verschil kan op zich niet strijdig worden geacht met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met het artikel 49 van het Handvest voor de grondrechten van de Europese Unie, noch leiden tot de ontstentenis van evenredigheid van de strengere sanctie. Art. 3 , Decreet van 17 januari 2019 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging gebonden aan het verkeer van de voertuigen Art. 2 , Decreet van 17 januari 2019 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging gebonden aan het verkeer van de voertuigen Art. 4 , Decreet van 17 januari 2019 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging gebonden aan het verkeer van de voertuigen Art. 1 , Aanvullend protocol van 20 maart 1952 bij het verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden Art. 16 , Gecoördineerde Grondwet Art. 10 , Gecoördineerde Grondwet Art. 11 , Gecoördineerde Grondwet Art. 49 , Handvest van 12 december 2007 van de grondrechten van de Europese Unie Samenvatting 4 Het Hof wijst de afstand van het beroep toe in zoverre het betrekking heeft op artikel 3 , § 1, 1° en 2°, en § 2, van het decreet van 17 januari 2019 « betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging gebonden aan het verkeer van de voertuigen » en verwerpt het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet voor het overige. De keuze van de decreetgever om slechts bepaalde types van voertuigen te viseren, waarbij andere zijn uitgesloten, is niet discriminerend. Allereerst wordt het feit dat de voertuigen van categorie N (bestelwagens en vrachtwagens) niet zijn onderworpen aan het algemeen verkeersverbod, verklaard door een gebrek aan toereikende alternatieven voor die voertuigen (die alternatieven worden minder snel ontwikkeld als die voor de particuliere voertuigen met klassieke verbrandingsmotoren, zoals bijvoorbeeld elektrische motoren), en door het bestaan van een systeem van kilometerheffing dat voor sommige van deze categorie van voertuigen geldt. Die kilometerheffing varieert volgens de euronorm van het voertuig en kan de eigenaars van vrachtwagens van meer dan 3,5 ton ertoe aansporen zich uit te rusten met voertuigen die aan hogere euronormen voldoen. Vervolgens is de uitsluiting van de voertuigen van categorie L (motorfietsen, bromfietsen en quads) verantwoord door het feit dat zij weinig emissies veroorzaken, weinig talrijk zijn en allen zijn uitgerust met een benzinemotor. Ten slotte, wat betreft de voertuigen die behoren tot de categorieën M2 en M3 (bussen en minibussen), heeft het Waalse Gewest, voor het openbaar vervoer, 300 hybride en elektrische bussen besteld en voorzien in de vervanging van de dieselbussen tegen 2030. Bovendien moet de uitsluiting van die voertuigen het gebruik van het openbaar vervoer promoten. Art. 3 , Decreet van 17 januari 2019 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging gebonden aan het verkeer van de voertuigen Samenvatting 5 Het Hof wijst de afstand van het beroep toe in zoverre het betrekking heeft op artikel 3 , § 1, 1° en 2°, en § 2, van het decreet van 17 januari 2019 « betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging gebonden aan het verkeer van de voertuigen » en verwerpt het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet voor het overige. De decreetgever dient rekening te houden met artikel 22 , eerste lid, van de Grondwet, krachtens hetwelk enkel de federale wetgever op algemene wijze kan bepalen in welke gevallen en onder welke voorwaarden het recht op eerbiediging van het privéleven en het gezinsleven kan worden beperkt. Weliswaar doet de omstandigheid dat een inmenging in het privéleven het gevolg is van een regeling van een welbepaalde aan de decreetgever toegewezen aangelegenheid geen afbreuk aan diens bevoegdheid, maar de decreetgever is gebonden door de algemene federale regelgeving, die als minimumregeling geldt in welke aangelegenheid ook. In zoverre de bestreden bepalingen de raadpleging en het nemen van een afschrift van persoonsgegevens beogen, hetgeen een verwerking van gegevens vormt in de zin van de algemene verordening gegevensbescherming ( AVG ), is de decreetgever gebonden door de minimumwaarborgen van deze verordening. De AVG is rechtstreeks van toepassing in de interne rechtsorde. Niets in artikel 20, 2°, van het decreet van 17 januari 2019 (de bestreden bepaling) laat toe ervan uit te gaan dat de Waalse decreetgever daarvan heeft willen afwijken. De bestreden bepaling streeft een wettig doel na, dat erin bestaat de naleving van het bestreden decreet te verzekeren teneinde het leefmilieu en de volksgezondheid te beschermen. De bevoegdheid van de betrokken personeelsleden om gegevens of documenten te raadplegen en daarvan een afschrift te nemen, kan alleen worden aangewend in het kader van de controle van de overeenstemming van het voertuig met het bestreden decreet. Art. 3 , Decreet van 17 januari 2019 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging gebonden aan het verkeer van de voertuigen Art. 22 , Gecoördineerde Grondwet Samenvatting 6 Het Hof verwerpt het verzoek tot rechtsplegingsvergoeding. Noch artikel 142 Gw, noch de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof bepalen dat het Hof een rechtsplegingsvergoeding kan toekennen. Art. 142 , Gecoördineerde Grondwet
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!