- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 6
- Artikel
- Milieuhandhavingscollege nr. MHHC/M/1617/0034, 9 maart 2017
Volume 2017 : 6
Dierenwelzijn versus godsdienstvrijheid oftewel de wet van de sterkste
Grondwettelijk Hof nr. 103/2016, 30 juni 2016 (prejudiciële vraag)
[Onteigening bij verontreinigde bodems]
Cass. AR P.15.0088.N, 13 juni 2017 (W.F.D.R, E.V. / GSI)
RvS (7e k.) nr. 235.845, 27 september 2016 (Vlaamse Gewest / nv Corelio Printing)
RvS (7e k.) nr. 238.158, 11 mei 2017 (nv Trafimmo / Brussels Hoofdstedelijk Gewest)
RvS (7e k.) nr. 238.220, 18 mei 2017 (nv Deme Environmental Contractors (DEC), nv Envisan, nv Ghent Dredging / Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM))
Bruxelles 31 mars 2017
Rb. Brussel (Nl.) 31 maart 2017
Grondwettelijk Hof nr. 72/2017, 15 juni 2017 (prejudiciële vraag)
Grondwettelijk Hof nr. 73/2017, 15 juni 2017 (prejudiciële vraag)
Grondwettelijk Hof nr. 75/2017, 15 juni 2017 (vzw Aktiekomitee Red de Voorkempen e.a.)
Grondwettelijk Hof nr. 96/2017, 19 juli 2017 (prejudiciële vraag)
RvS (7e k.) nr. 237.267, 2 februari 2017 (Ben Vermeiren / Deputatie van de Provincie Oost-Vlaanderen)
RvS (7e k.) nr. 237.317, 9 februari 2017 (Charles Deprez / Vlaamse Gewest)
RvS (7e k.) nr. 237.318, 9 februari 2017 (Anja Van De Moer / Vlaamse Gewest)
RvS (7e k.) nr. 237.394, 16 februari 2017 (Maria Janssens / Vlaamse Gewest)
RvS (7e k.) nr. 237.463, 23 februari 2017 (vzw Aktiekomitee Red de Voorkempen / Vlaamse Gewest)
RvS (7e k.) nr. 237.530, 2 maart 2017 (Stad Aarschot / Vlaamse Gewest)
RvS (7e k.) nr. 237.750, 23 maart 2017 (Chris Van Gestel / Vlaamse Gewest)
RvS (7e k.) nr. 237.751, 23 maart 2017 (nv Heli Service Belgium / Vlaamse Gewest)
RvS (7e k.) nr. 237.752, 23 maart 2017 (nv Moerwegel Mink / Vlaamse Gewest)
RvS (7e k.) nr. 237.768, 23 maart 2017 (Vlaamse Gewest / Grigor Penchev)
RvS (7e k.) nr. 237.949, 20 april 2017 (cvba Belorta / Vlaamse Gewest)
RvS (7e k.) nr. 238.078, 4 mei 2017 (bvba Storm 17, nv Eneco Wind Belgium / Vlaamse Gewest)
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC/M/1516/0104, 21 april 2016
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC/M/1617/0031, 7 maart 2017
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC/M/1617/0032, 7 maart 2017
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC/M/1617/0034, 9 maart 2017
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC/M/1617/0035, 9 maart 2017
Gent 26 mei 2017
Corr. Oost-Vlaanderen (afd. Gent) 2 mei 2017
Vred. Izegem 26 april 2017
Dierenwelzijn versus godsdienstvrijheid oftewel de wet van de sterkste
Grondwettelijk Hof nr. 103/2016, 30 juni 2016 (prejudiciële vraag)
[Onteigening bij verontreinigde bodems]
Cass. AR P.15.0088.N, 13 juni 2017 (W.F.D.R, E.V. / GSI)
RvS (7e k.) nr. 235.845, 27 september 2016 (Vlaamse Gewest / nv Corelio Printing)
RvS (7e k.) nr. 238.158, 11 mei 2017 (nv Trafimmo / Brussels Hoofdstedelijk Gewest)
RvS (7e k.) nr. 238.220, 18 mei 2017 (nv Deme Environmental Contractors (DEC), nv Envisan, nv Ghent Dredging / Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM))
Bruxelles 31 mars 2017
Rb. Brussel (Nl.) 31 maart 2017
Grondwettelijk Hof nr. 72/2017, 15 juni 2017 (prejudiciële vraag)
Grondwettelijk Hof nr. 73/2017, 15 juni 2017 (prejudiciële vraag)
Grondwettelijk Hof nr. 75/2017, 15 juni 2017 (vzw Aktiekomitee Red de Voorkempen e.a.)
Grondwettelijk Hof nr. 96/2017, 19 juli 2017 (prejudiciële vraag)
RvS (7e k.) nr. 237.267, 2 februari 2017 (Ben Vermeiren / Deputatie van de Provincie Oost-Vlaanderen)
RvS (7e k.) nr. 237.317, 9 februari 2017 (Charles Deprez / Vlaamse Gewest)
RvS (7e k.) nr. 237.318, 9 februari 2017 (Anja Van De Moer / Vlaamse Gewest)
RvS (7e k.) nr. 237.394, 16 februari 2017 (Maria Janssens / Vlaamse Gewest)
RvS (7e k.) nr. 237.463, 23 februari 2017 (vzw Aktiekomitee Red de Voorkempen / Vlaamse Gewest)
RvS (7e k.) nr. 237.530, 2 maart 2017 (Stad Aarschot / Vlaamse Gewest)
RvS (7e k.) nr. 237.750, 23 maart 2017 (Chris Van Gestel / Vlaamse Gewest)
RvS (7e k.) nr. 237.751, 23 maart 2017 (nv Heli Service Belgium / Vlaamse Gewest)
RvS (7e k.) nr. 237.752, 23 maart 2017 (nv Moerwegel Mink / Vlaamse Gewest)
RvS (7e k.) nr. 237.768, 23 maart 2017 (Vlaamse Gewest / Grigor Penchev)
RvS (7e k.) nr. 237.949, 20 april 2017 (cvba Belorta / Vlaamse Gewest)
RvS (7e k.) nr. 238.078, 4 mei 2017 (bvba Storm 17, nv Eneco Wind Belgium / Vlaamse Gewest)
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC/M/1516/0104, 21 april 2016
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC/M/1617/0031, 7 maart 2017
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC/M/1617/0032, 7 maart 2017
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC/M/1617/0034, 9 maart 2017
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC/M/1617/0035, 9 maart 2017
Gent 26 mei 2017
Corr. Oost-Vlaanderen (afd. Gent) 2 mei 2017
Vred. Izegem 26 april 2017
Jaar
2017
Volume
2017
Nummer
6
Pagina
748
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Milieuhandhavingscollege, 09/03/2017
Referentie
“Milieuhandhavingscollege nr. MHHC/M/1617/0034, 9 maart 2017”, TMILRE 2017, nr. 6, 748-752
Samenvatting
Samenvatting 1 In casu kan niet ernstig worden volgehouden dat de verwerende partij onredelijk lang zou ‘gewacht’ hebben een nieuwe (boete)beslissing te nemen, minstens toont de verzoekende partij dit niet aan. Er kan in het licht van de procedurele voorgaanden evenmin ingezien worden op welke wijze de verwerende partij het rechtszekerheidsbeginsel zou geschonden hebben. Bovendien wordt de rechtszekerheid in casu gewaarborgd door art. 16.4.30 DABM, dat aan de gewestelijke entiteit op straffe van bevoegdheidsverlies oplegt een bestuurlijke geldboete op te leggen binnen een termijn van vijf jaar na vaststelling van het milieumisdrijf. Daarnaast kan de vaststelling door verzoekende partij dat de voorliggende bestreden beslissing inhoudelijk identiek zou zijn aan deze van 19 juli 2013, niet verwonderen gelet op het feit dat de beslissing van 19 juli 2013 vernietigd werd op grond van een materiële vergissing, en de inhoudelijke beoordeling aldus overeind is gebleven. De verzoekende partij spreekt dit niet tegen, noch brengt zij nieuwe gegevens naar voor op grond waarvan de beoordeling inhoudelijk zou moeten verschillen. Door de vernietiging van voormelde beslissing van 19 juli 2013 is deze overigens uit de rechtsorde verdwenen. Dit impliceert dat de vastgestelde milieumisdrijven zonder gevolg blijven. Een alternatieve bestuurlijke geldboete heeft tot doel om gedragingen, in strijd met een voorschrift dat wordt gehandhaafd met toepassing van titel XVI DABM en waarop overeenkomstig deze titel een straf is gesteld, te voorkomen en te bestraffen. Ingevolge art. 16.4.27 DABM kan de gewestelijke entiteit een alternatieve bestuurlijke geldboete opleggen voor bepaalde welomschreven milieumisdrijven. Gelet op de omstandigheid dat er door het vernietigingsarrest van het College van 28 mei 2014 nog geen definitieve einduitspraak inzake de gepleegde feiten voorhanden was en teneinde de rechtszekerheid te waarborgen, kon de gewestelijke entiteit dan ook een nieuwe beslissing nemen om de vastgestelde milieumisdrijven in hoofde van de verzoekende partij een gepast gevolg te geven en te beboeten. Samenvatting 2 De verzoekende partij betoogt dat de vastgestelde overschrijding van de parameter ‘stof’ het gevolg is van een defect in de installatie waardoor deze in de loop van de meting is uitgevallen. Zij roept deze omstandigheid in als overmacht die zou leiden tot uitsluiting van straf. De verzoekende partij slaagt er echter niet in aan te tonen dat de resultaten van de uitgevoerde meting beïnvloed werden door het uitvallen van, of een defect in, de verbrandingsinstallatie. Wat betreft de onvolledige metingen van waterstofchloride en dioxinen meent de verzoekende partij deze te kunnen toeschrijven aan het erkende labo dat door haar werd aangesteld en waarop zij mocht vertrouwen. Evenwel kan de door het labo uitgevoerde onvolledige meting niet als een overmachtssituatie beschouwd worden om reden dat de verzoekende partij, zoals zij zelf betoogt, er op mocht vertrouwen dat een erkend labo op de hoogte is van de aard, de omvang en de draagwijdte van de uit te voeren metingen in het kader van de zelfcontrole en dat de tussenkomst van een erkende deskundige juist moet waarborgen dat de voorgeschreven metingen correct worden uitgevoerd. Overeenkomstig artikel 5.2.3bis.4.18, § 1 Vlarem II ligt de verplichting tot periodieke zelfcontrole immers bij de exploitant. Deze kan op grond van artikel 5.2.3bis.4.19, § 1 Vlarem II een erkend labo opdracht geven de metingen uit te voeren. Dit heeft evenwel niet tot gevolg dat de exploitant ontheven wordt van zijn zelfcontroleverplichting. Bovendien wordt door de verzoekende partij geen poging ondernomen om aan te tonen dat zij zelf alles in het werk heeft gesteld om aan haar verplichtingen te voldoen en aldus het door haar aangestelde labo duidelijke en correcte instructies te geven. Zij kan bijgevolg niet naar de verantwoordelijkheid van het labo verwijzen zonder op grond van aantoonbare gegevens uit te sluiten dat de onvolledige metingen in de eerste plaats niet aan een eigen tekortkoming toe te schrijven zijn. Tot slot wijst het College er op dat in fine van het rapport van de zelfcontrolemeting vermeld wordt: “De vermelding van bovenstaande emissiegrenswaarden is louter informatief Servaco nv is niet verantwoordelijk voor het gebruik ervan.” De door de verzoekende partij aangevoerde waarborg dat de voorgeschreven metingen door het erkend labo correct worden uitgevoerd, kan dan ook niet als absoluut worden beschouwd. Samenvatting 3 In casu is er geen aanleiding om de opgelegde alternatieve bestuurlijke geldboete omwille van de schending van de redelijke termijn bijkomend te verminderen. De overschrijding van de termijn is namelijk minstens gedeeltelijk toe te schrijven aan de houding van de verzoekende partij zelf. Het tijdsverloop is te wijten aan de procedurele voorgaanden in deze zaak en er wordt niet aangetoond dat het bedrag van de opgelegde boete kennelijk onredelijk hoog is, ook al werd hiertoe in de eerste plaats rekening gehouden met de ernst en de frequentie van de gepleegde feiten. Bovendien heeft het tijdsverloop de verzoekende partij toegelaten de situatie minstens gedeeltelijk te regulariseren, wat in de bestreden beslissing werd meegenomen als een boeteverlagende factor en ook de reeds verlopen termijn zelf wordt in de bestreden beslissing expliciet meegenomen als boeteverlagend criterium. Daartegenover staat dat de verzoekende partij niet aantoont dat zij door het lange tijdsverloop concreet benadeeld is. Samenvatting 4 Op grond van art. 16.3.25 DABM, hebben processen-verbaal in milieuzaken bewijswaarde tot het tegendeel. In casu is er wel degelijk sprake van eerdere feiten of vaststellingen die voldoende vaststaan. De verwerende partij heeft in casu rechtmatig de vaststellingen uit de eerdere processen-verbaal als verzwarende omstandigheid in rekening kunnen brengen bij het bepalen van de alternatieve bestuurlijke geldboete voor de opnieuw begane feiten, zoals vastgesteld in het proces-verbaal van 20 januari 2010, zonder daarbij afbreuk te doen aan de bepalingen van artikelen 16.4.29 en 16.4.4. DABM.
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!