- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 4
- Artikel
- Artikel 22 Grondwet en het onderscheid tussen privacyrecht en gegevensbeschermingsrecht. Een formele wet is niet altijd nodig wanneer de overheid persoonsgegevens verwerkt, maar toch vaak
Volume 2013 : 4
Artikel 22 Grondwet en het onderscheid tussen privacyrecht en gegevensbeschermingsrecht. Een formele wet is niet altijd nodig wanneer de overheid persoonsgegevens verwerkt, maar toch vaak
Les marchés publics de services juridiques et la déontologie des avocats à l’aune de la loi du 15 juin 2006
Le contrôle incident de la validité des normes en France
Exceptieve toetsing van wetgeving in Nederland
De nieuwe lokale bestuurlijke politie: meer recht(vaardigheid)?
Cour de cassation (1ère ch.), 25 octobre 2012, note Michel Karolinski : ‘La Cour de cassation aux prises avec l’abandon de déchets par des particuliers’
Artikel 22 Grondwet en het onderscheid tussen privacyrecht en gegevensbeschermingsrecht. Een formele wet is niet altijd nodig wanneer de overheid persoonsgegevens verwerkt, maar toch vaak
Les marchés publics de services juridiques et la déontologie des avocats à l’aune de la loi du 15 juin 2006
Le contrôle incident de la validité des normes en France
Exceptieve toetsing van wetgeving in Nederland
De nieuwe lokale bestuurlijke politie: meer recht(vaardigheid)?
Cour de cassation (1ère ch.), 25 octobre 2012, note Michel Karolinski : ‘La Cour de cassation aux prises avec l’abandon de déchets par des particuliers’
Jaar
2013
Volume
2013
Nummer
4
Pagina
358
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Referentie
D. DE BOT en P. DE HERT, “Artikel 22 Grondwet en het onderscheid tussen privacyrecht en gegevensbeschermingsrecht. Een formele wet is niet altijd nodig wanneer de overheid persoonsgegevens verwerkt, maar toch vaak”, VDB-CDPK 2013, nr. 4, 358-373
Samenvatting
Artikel 22 van de Grondwet beschermt het privéleven en creëert een zogenaamde voorbehouden bevoegdheid ten voordele van de formele wetgever: elke regeling die verband houdt met de bescherming van het privéleven moet, in beginsel, het voorwerp uitmaken van een formele wet. Traditioneel wordt in België aangenomen dat het verwerken van persoonsgegevens raakt aan het privacygrondrecht en bijgevolg valt onder artikel 22 van de Grondwet. Het gevolg van deze zienswijze is dat elke verwerking van persoonsgegevens door een formele wet moet worden voorzien. Dit leidt evenwel tot meerdere problemen. Vooreerst heeft een strikte toepassing van dit standpunt tot gevolg dat heel wat verwerkingen binnen de overheid, bij gebrek aan een formele wet die ze instelt, niet grondwettelijk dreigen te zijn. Bovendien draagt deze benadering het risico in zich dat het recht op gegevensbescherming aldus wordt herleid tot een onderdeel van het recht op bescherming van het privéleven, wat rechtsbeschermende risico’s creëert (de vaststelling dat een verwerking geen verband houdt met het privéleven, is voldoende om geen enkele bescherming meer te voorzien). In die mate menen wij dat een andere benadering zich opdringt. Daarbij kan inspiratie gezocht worden bij het onderscheid tussen het (grond)recht op bescherming van het privéleven en het (grond)recht op gegevensbescherming dat zich steeds meer aftekent. In deze bijdrage willen we aangeven wat de gevolgen van dit onderscheid zijn voor de wetgever en overheden die gegevens willen verwerken.
L’article 22 de la Constitution protège la vie privée et crée une compétence dite «réservée», au profit du législateur formel: toute réglementation relative à la protection de la vie privée doit, en principe, faire l’objet d’une loi formelle. En Belgique, on admet, traditionnellement, que le traitement des données personnelles concerne le droit fondamental à la vie privée, et relève, dès lors, de l’article 22 de la Constitution, avec pour conséquence que chaque traitement de données personnelles doit être encadré par une loi formelle. Cependant, cette situation engendre différents problèmes. Tout d’abord, suite à l’application stricte de cette approche, de nombreux traitements au sein de l’administration risquent de ne pas respecter la Constitution, faute d’une loi formelle qui les institue. Par ailleurs, cette démarche comporte le risque que le droit à la protection des données soit ainsi réduit à une composante du droit à la protection de la vie privée, mettant en péril la protection juridique (le fait de constater qu’un traitement n’est pas lié à la vie privée, suffit pour ne plus prévoir aucune protection). Dans ce contexte, nous pensons qu’une autre approche s’impose. La distinction qui se marque de plus en plus entre le droit (fondamental) à la protection de la vie privée et le droit (fondamental) à la protection des données, peut servir de source d’inspiration. Dans la présente contribution, nous souhaitons montrer les conséquences de cette distinction pour le législateur et les autorités qui veulent traiter des données.
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!