- Full text
- Revue
- Numéro 3
- Article
- Art. 12 lid 2 Gw. – Art. 14 Gw. – Wettigheids- en voorspelbaarheidsbeginsel in strafzaken – Ook van toepassing op de strafrechtspleging en de regeling van de minnelijke schikking – Art. 216bis en 216ter Sv. – Beoordelingsruimte Openbaar Ministerie – Uitsluiting van misdrijven die een zware aantasting inhouden van de lichamelijke integriteit
Volume 8 : 3
Voorlopige hechtenis in het kwadraat: verbod en beperking van vrij verkeer in wetshistorisch en rechtsvergelijkend perspectief
Kroniek van de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof in strafzaken in 2012
Art. 12 lid 2 Gw. – Art. 14 Gw. – Wettigheids- en voorspelbaarheidsbeginsel in strafzaken – Ook van toepassing op de strafrechtspleging en de regeling van de minnelijke schikking – Art. 216bis en 216ter Sv. – Beoordelingsruimte Openbaar Ministerie – Uitsluiting van misdrijven die een zware aantasting inhouden van de lichamelijke integriteit
Recht op bijstand door een advocaat tijdens verhoor gedurende vrijheidsbeneming – Afstand – Geen afstand recht op voorafgaandelijk telefonisch overleg – Gevolgen – Art. 47bis § 6 Sv.
Voorlopige hechtenis – Nieuwe feiten – Art. 28, § 1, 2° Voorlopige Hechteniswet – Recht op bijstand door een advocaat tijdens verhoor gedurende vrijheidsbeneming – Art. 47bis, § 1 en 2 Sv. – Verklaringen afgelegd tijdens huiszoeking – Verhoor – Begrip
Witwassen (art. 505, eerste lid, 3° en 4° Sw.) – Kennis van de wederrechtelijke herkomst – Motivering (art. 149 Gw.)
Voorlopige hechtenis – Betekening bevel tot aanhouding – Termijn – Overmacht – Comateuze toestand
Herstel in eer en rechten – Beslissing die in aanmerking komt voor herstel in eer en rechten – Opschorting van de uitspraak van de veroordeling
Uitstel, opschorting en probatie – Probatie – Niet-naleving voorwaarden – Geen verlenging van de proeftermijn – Geen nieuwe beslissing van opschorting of uitstel
Voorlopige hechtenis in het kwadraat: verbod en beperking van vrij verkeer in wetshistorisch en rechtsvergelijkend perspectief
Kroniek van de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof in strafzaken in 2012
Art. 12 lid 2 Gw. – Art. 14 Gw. – Wettigheids- en voorspelbaarheidsbeginsel in strafzaken – Ook van toepassing op de strafrechtspleging en de regeling van de minnelijke schikking – Art. 216bis en 216ter Sv. – Beoordelingsruimte Openbaar Ministerie – Uitsluiting van misdrijven die een zware aantasting inhouden van de lichamelijke integriteit
Recht op bijstand door een advocaat tijdens verhoor gedurende vrijheidsbeneming – Afstand – Geen afstand recht op voorafgaandelijk telefonisch overleg – Gevolgen – Art. 47bis § 6 Sv.
Voorlopige hechtenis – Nieuwe feiten – Art. 28, § 1, 2° Voorlopige Hechteniswet – Recht op bijstand door een advocaat tijdens verhoor gedurende vrijheidsbeneming – Art. 47bis, § 1 en 2 Sv. – Verklaringen afgelegd tijdens huiszoeking – Verhoor – Begrip
Witwassen (art. 505, eerste lid, 3° en 4° Sw.) – Kennis van de wederrechtelijke herkomst – Motivering (art. 149 Gw.)
Voorlopige hechtenis – Betekening bevel tot aanhouding – Termijn – Overmacht – Comateuze toestand
Herstel in eer en rechten – Beslissing die in aanmerking komt voor herstel in eer en rechten – Opschorting van de uitspraak van de veroordeling
Uitstel, opschorting en probatie – Probatie – Niet-naleving voorwaarden – Geen verlenging van de proeftermijn – Geen nieuwe beslissing van opschorting of uitstel
Année
2013
Volume
8
Numéro
3
Page
238
Langue
Néerlandais
Juridiction
Grondwettelijk Hof - Cour Constitutionnelle - Arbitragehof - Cour d'Arbitrage, 28/02/2013
Référence
“Art. 12 lid 2 Gw. – Art. 14 Gw. – Wettigheids- en voorspelbaarheidsbeginsel in strafzaken – Ook van toepassing op de strafrechtspleging en de regeling van de minnelijke schikking – Art. 216bis en 216ter Sv. – Beoordelingsruimte Openbaar Ministerie – Uitsluiting van misdrijven die een zware aantasting inhouden van de lichamelijke integriteit”, NC 2013, nr. 3, 238-240
Résumé
De beginselen van wettigheid en voorspelbaarheid zijn van toepassing op de hele strafrechtspleging. Zij willen elk risico van willekeurig optreden vanwege de uitvoerende of de rechterlijke macht uitsluiten bij het vaststellen en toepassen van de straffen. Het wettigheidsbeginsel in strafzaken gaat niet zo ver dat het de wetgever ertoe verplicht elk aspect van de strafbaarstelling, van de straf of van de strafrechtspleging zelf te regelen. Meer bepaald staat het er niet aan in de weg dat de wetgever aan de rechter of aan het Openbaar Ministerie een beoordelingsbevoegdheid toekent. Er dient immers rekening te worden gehouden met het algemene karakter van de wettelijke bepalingen, de uiteenlopende situaties waarop zij van toepassing zijn en de evolutie van de gedragingen die zij bestraffen. Door de grenzen vast te stellen waarbinnen de procureur des Konings een minnelijke schikking in strafzaken kan voorstellen aan de vermoedelijke dader van een strafbaar feit, raakt de bestreden bepaling de vorm van de vervolging, bedoeld in artikel 12, tweede lid Gw. De vereiste van voorspelbaarheid van de strafrechtspleging waarborgt elke burger dat tegen hem enkel een opsporingsonderzoek, een gerechtelijk onderzoek en een vervolging kunnen worden ingesteld volgens een bij de wet vastgestelde procedure waarvan hij vóór de aanwending ervan kennis kan nemen. Uit artikel 151, § 1 Gw. in verband met de onafhankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de individuele opsporing en vervolging volgt noodzakelijkerwijze dat de uit artikel 12, tweede lid Gw. voortvloeiende vereiste van voorspelbaarheid niet dezelfde draagwijdte heeft inzake de toelaatbaarheid van de minnelijke schikking als inzake de strafbaarstelling van gedragingen. Meer bepaald verhindert zij niet dat het Openbaar Ministerie over een zekere beoordelingsbevoegdheid beschikt om te bepalen wat onder een minnelijke wijze van regeling van de strafvordering valt. Het begrip “aantasting van de lichamelijke integriteit” in artikel 216bis Sv. is voldoende nauwkeurig en duidelijk. Rekening houdend met de gangbare betekenis ervan, laat het de procureur des Konings maar een zeer beperkte beoordelingsbevoegdheid. Het gebruik van het woord ‘zware’ leidt er niet toe dat de procureur des Konings een beoordelingsbevoegdheid krijgt die zo ruim is dat de dader van een feit dat een aantasting van andermans lichamelijke integriteit inhoudt, zijn gedrag niet zou kunnen aanpassen en het gevolg van zijn gedrag niet voldoende zou kunnen inschatten. De procureur des Konings zal over die ernst moeten oordelen, niet op grond van subjectieve opvattingen die de toepassing van de in het geding zijnde bepaling onvoorzienbaar zouden maken, maar door de constitutieve elementen van elk misdrijf als criterium te nemen, rekening houdend met de omstandigheden die eigen zijn aan elke zaak. Door de misdrijven die een “zware aantasting van de lichamelijke integriteit” inhouden, uit te sluiten van de mogelijkheid tot schikken, doet de wetgever bijgevolg geen afbreuk aan de beginselen van wettigheid en voorspelbaarheid van de strafrechtspleging.
Cher visiteur,
Cette page est resevée aux menbres de Jurisquare.
Veuillez vous connecter en cliquant sur le bouton 'Log in' ci-dessous, ou demander sans engagement une offre personnalisée en cliquant sur le bouton 'Abonner'. A partir de € 422,57(hors TVA) par an vous devenez déjà membre de Jurisquare et pouvez déjà accéder à la plus grande bibliothèque juridique digitale de Belgique!