Volume 2019 : 7
Pleidooi voor proportionele verdeling van de meerschade bij onterecht uitblijven van schadebeperking
Mons (16e ch.) 5 octobre 2017
Cass. (1re ch.) RG C.17.0098.F, 27 avril 2018 (A.J. / P.V.W.)
Le prêt consenti pour une durée indéterminée est imprescriptible aussi longtemps que le prêteur n'en demande pas le remboursement
Civ. Bruxelles (Fr.) n° 16/1265/A, 9 octobre 2017
Perte d'une chance de prouver : développements récents et perspectives d'évolution
Gent nr. 2013/AR/2889, 25 februari 2016
De 'ik' in misbruik: individualiteit in het burgerlijke proces- en buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht
Gent (familiekamer) (11e k.) nr. 2017/FA/0708, 18 oktober 2018
Gent (12e k.) nr. 2011/AR/2046, 16 april 2014
Bruxelles n° 2012/AR/722, 5 septembre 2014
Pleidooi voor proportionele verdeling van de meerschade bij onterecht uitblijven van schadebeperking
Mons (16e ch.) 5 octobre 2017
Cass. (1re ch.) RG C.17.0098.F, 27 avril 2018 (A.J. / P.V.W.)
Le prêt consenti pour une durée indéterminée est imprescriptible aussi longtemps que le prêteur n'en demande pas le remboursement
Civ. Bruxelles (Fr.) n° 16/1265/A, 9 octobre 2017
Perte d'une chance de prouver : développements récents et perspectives d'évolution
Gent nr. 2013/AR/2889, 25 februari 2016
De 'ik' in misbruik: individualiteit in het burgerlijke proces- en buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht
Gent (familiekamer) (11e k.) nr. 2017/FA/0708, 18 oktober 2018
Gent (12e k.) nr. 2011/AR/2046, 16 april 2014
Bruxelles n° 2012/AR/722, 5 septembre 2014
Année
2019
Volume
2019
Numéro
7
Page
426
Langue
Néerlandais
Juridiction
Hof van Beroep - Cour d'Appel, 18/10/2018
Référence
“Gent (familiekamer) (11e k.) nr. 2017/FA/0708, 18 oktober 2018”, TBBR 2019, nr. 7, 426-428
Résumé
Samenvatting 1 In zijn negatieve advies stelt het openbaar ministerie dat geïntimeerde W., met Keniaanse nationaliteit, niet voldoet aan alle grondvoorwaarden om op basis van artikel 12bis, § 1, sub 2° WBN de Belgische nationaliteit te verwerven, aangezien W. volgens het openbaar ministerie niet het bewijs levert van de kennis van een van de drie landstalen. Het staat buiten kijf dat de overige grondvoorwaarden wel zijn vervuld. Luidens artikel 1, § 2, sub 5° WBN wordt voor de toepassing van het wetboek verstaan onder het ‘bewijs van kennis van een van de drie landstalen’: minimale kennis van één van de drie landstalen die gelijk is aan het niveau A2 van het Europees Referentiekader voor Talen. Het gaat om een gevorderde basisgebruiker. Dit bewijs dient te worden geleverd aan de hand van de bewijsmiddelen bepaald in artikel 1 van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 ‘tot uitvoering van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken’. Blijkbaar opteert de wetgever, gelet op de duidelijke teksten van artikel 1, § 2, sub 5° WBN juncto artikel 1 van het uitvoeringsbesluit van 14 januari 2013, voor een onwrikbaar documentair systeem. Dit systeem maakt dat, zodra W. tot bewijs van de minimale kennis van één van de drie landstalen (die gelijk is aan het niveau A2 van het Europees Referentiekader voor Talen) een van de in het uitvoeringsbesluit opgegeven bewijsmiddelen overlegt, is voldaan aan de bewijsvoorwaarde van de kennis van één van de drie landstalen. Zoals de eerste rechter aangeeft en preciseert, beschikt W. over zowel een attest met betrekking tot een gevolgde inburgeringscursus als een attest dat als zodanig bewijst dat zij de bedoelde minimale kennis heeft van één van de drie landstalen die gelijk is aan (minstens) het niveau A2 van het Europees Referentiekader voor Talen. Zij levert derhalve aan het in artikel 1, § 2, sub 5° WBN bedoelde ‘bewijs van kennis van een van de drie landstalen’. Bijgevolg is het hof, anders dan het openbaar ministerie, van oordeel dat W. gelet op voormelde bepaling en de door haar dienovereenkomstig overgelegde (rechtsgeldige) attestering afdoende bewijs levert van de benodigde kennis van één van de drie landstalen. Dat de door W. met talloze fouten handgeschreven en onderschreven nationaliteitsverklaring wijst op een manifest gebrek aan kennis van het Nederlands (maar daarom niet noodzakelijk onbegrip van wat er staat), laat de rechterlijke overheid niet toe anders te beslissen. Het gegeven dat de kennis van het Nederlands blijkens het politionele verhoor en blijkens het verhoor ter terechtzittingen voor de eerste rechter en voor het hof de facto pover is, laat de rechterlijke overheid evenmin toe anders te beslissen. In de gegeven omstandigheden is het natuurlijk de vraag welke dienstige rol voor de rechterlijke overheid is weggelegd, wanneer ter terechtzitting wordt vastgesteld dat de betrokkene in werkelijkheid slechts een minimale kennis heeft van één van de drie landstalen. Dit blijkt ook in casu. W. is (ook al doet zij haar best, nog steeds) zeer moeilijk in staat zich verstaanbaar in een van de drie landstalen uit te drukken, terwijl zij hier sinds jaar en dag leeft. Het door de wetgever bedoelde documentaire systeem is in die omstandigheden voor de rechterlijke overheid bijzonder frustrerend. De wetgever is tegenstrijdig. Enerzijds wil hij de Belgische nationaliteit migratieneutraal maken en zodoende de Belgische nationaliteit niet langer aanzien als incentive voor integratie maar daarentegen als beloning voor integratie. Het WBN is dus niet langer een instrument van migratiebeleid. Anderzijds blokkeert de wetgever de rechterlijke overheid met een systeem dat maakt dat hij bepaalde documenten moet aannemen ofschoon hij het tegenovergestelde vaststelt. De wetgever wil de rechterlijke overheid in dezen blijkbaar tot een klakkeloze machine vermaken.
Cher visiteur,
Cette page est resevée aux menbres de Jurisquare.
Veuillez vous connecter en cliquant sur le bouton 'Log in' ci-dessous, ou demander sans engagement une offre personnalisée en cliquant sur le bouton 'Abonner'. A partir de € 422,57(hors TVA) par an vous devenez déjà membre de Jurisquare et pouvez déjà accéder à la plus grande bibliothèque juridique digitale de Belgique!