EHRM (Grote Kamer) nr. 2330/09, 9 juli 2013 (Sindicatul Pastorul cel Bun / Roemenië)

Zoek in bibliotheek

Zoek naar boeken en tijdschriften in de bibliotheek.

Zoek in full text

Zoek naar specifieke inhoud op basis van zoektermen en filters.

Full text
Tijdschrift
Nummer 286
Artikel
EHRM (Grote Kamer) nr. 2330/09, 9 juli 2013 (Sindicatul Pastorul cel Bun / Roemenië)

Jaar 2014 Volume 2014 Nummer 286 Pagina 6 Taal Nederlands Rechtscollege Europees Hof voor de Rechten van de Mens - Cour Européenne des Droits de l’Homme, 09/07/2013 Referentie “EHRM (Grote Kamer) nr. 2330/09, 9 juli 2013 (Sindicatul Pastorul cel Bun / Roemenië)”, DJK 2014, nr. 286, 6 Samenvatting Samenvatting 1 Niettegenstaande de bijzonderheden van hun situatie, vervullen de leden van de clerus hun taak in het kader van een arbeidsbetrekking die valt onder artikel 11 EVRM. Deze bepaling is bijgevolg van toepassing op de feiten van de zaak. De weigering om de verzoekende vakbond te registreren vormt een tussenkomst die gebaseerd is op de bepalingen van het Statuut van de Roemeense orthodoxe Kerk. De nationale gerechten hebben daaruit afgeleid dat de oprichting van geestelijke verenigingen en stichtingen toebehoort aan de Heilige Synode en dat de deelname van leden van de clerus aan eender welke vorm van vereniging de toelating van de aartsbisschop vereist. De tussenkomst streefde het wettelijke doel van de bescherming van de rechten van anderen na, in dit geval deze van de Roemeense orthodoxe Kerk. De departementsrechtbank kon op redelijke wijze in aanmerking nemen dat een beslissing die de registratie van de vakbond toeliet een reëel risico voor de autonomie van de betrokken religieuze organisatie inhield. Door de registratie van de verzoekende vakbond te weigeren, heeft de Staat zich gewoon onthouden van tussenkomst in de organisatie en de werking van de Roemeense orthodoxe Kerk en kwam zo de neutraliteitsplicht na die hem wordt opgelegd door artikel 9 van het Verdrag. Meer in het algemeen voorziet het Statuut van de Roemeense orthodoxe Kerk geen absoluut verbod voor de geestelijken om vakbonden op te richten om hun rechten en wettige belangen te beschermen. Niets belet de leden van de verzoekende vakbond dus het voordeel van hun recht dat wordt gewaarborgd door artikel 11 EVRM te genieten door een dergelijke vereniging op te richten met doelstellingen die verenigbaar zijn met het Statuut van de Kerk en die de traditionele hiërarchische structuur van deze Kerk en de manier waarop deze beslissingen neemt niet terug in vraag zouden stellen. De leden van de verzoekende vakbond mogen zich bovendien vrij aansluiten bij een van de op dit moment bestaande verenigingen binnen de Roemeens orthodoxe Kerk die werden toegelaten door de nationale gerechten en die haar activiteiten uitoefent in overeenstemming met de vereisten van haar statuut. Rekening houdend met het gebrek aan Europese consensus over de kwestie, is de beoordelingsmarge van de Staat op dit vlak groter en omvat deze het recht om binnen de religieuze gemeenschappen vakbondsorganisaties die doelen nastreven die de uitoefening van de autonomie van de erediensten kunnen belemmeren, al dan niet te erkennen. Tot besluit heeft de weigering van de departemensrechtbank om de verzoekende vakbond te registreren de beoordelingsmarge waarover de nationale overheid ter zake beschikt niet overschreden en bijgevolg is de weigering niet onevenredig.

Geachte bezoeker

Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.

Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!

Inloggen Registreren