- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 368
- Artikel
- Grondwettelijk Hof nr. 98/2017, 19 juli 2017 (prejudiciële vraag)
Volume 2017 : 368
Rechtspraak in een datagestuurde informatiemaatschappij
Grondwettelijk Hof nr. 54/2017, 11 mei 2017 (prejudiciële vraag)
Omkoping
Grondwettelijk Hof nr. 98/2017, 19 juli 2017 (prejudiciële vraag)
Aannemingsaansprakelijkheid voor grove gebreken
Cass. (3e k.) AR C.15.0508.N, 3 april 2017 (E.D / T.D., C.D., M.D.)
Vernietiging van een dading tot verdeling wegens benadeling
Antwerpen 2 januari 2017
Vzw als consument?
Corr. Antwerpen 30 juni 2017
Strafrechtelijke aansprakelijkheid beheerder facebookpagina
Rechtspraak in een datagestuurde informatiemaatschappij
Grondwettelijk Hof nr. 54/2017, 11 mei 2017 (prejudiciële vraag)
Omkoping
Grondwettelijk Hof nr. 98/2017, 19 juli 2017 (prejudiciële vraag)
Aannemingsaansprakelijkheid voor grove gebreken
Cass. (3e k.) AR C.15.0508.N, 3 april 2017 (E.D / T.D., C.D., M.D.)
Vernietiging van een dading tot verdeling wegens benadeling
Antwerpen 2 januari 2017
Vzw als consument?
Corr. Antwerpen 30 juni 2017
Strafrechtelijke aansprakelijkheid beheerder facebookpagina
Jaar
2017
Volume
2017
Nummer
368
Pagina
651
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Grondwettelijk Hof - Cour Constitutionnelle - Arbitragehof - Cour d'Arbitrage, 19/07/2017
Referentie
F. BRULOOT, “Grondwettelijk Hof nr. 98/2017, 19 juli 2017 (prejudiciële vraag)”, NJW 2017, nr. 368, 651-652
Samenvatting
Samenvatting 1 De artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. In tegenstelling tot de vordering van de opdrachtgever van bouwwerken die geconfronteerd wordt met een gebrek dat de stevigheid van het gebouw niet in gevaar brengt, zij het een zichtbaar gebrek waarvoor bij de oplevering voorbehoud werd gemaakt, dan wel een verborgen gebrek, waarop de verjaringstermijn van tien jaar, bepaald in artikel 2262bis, § 1, van het Burgerlijk Wetboek, van toepassing is, termijn die kan worden gestuit of geschorst, is op de vordering van de opdrachtgever die geconfronteerd wordt met een ernstig gebrek dat de stevigheid van het gebouw in gevaar brengt, de vervaltermijn van tien jaar, bepaald in de artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek, van toepassing, termijn die niet kan worden gestuit of geschorst. Het Hof dient na te gaan of dat verschil in behandeling geen onevenredige beperking met zich meebrengt van de rechten van de opdrachtgever die geconfronteerd wordt met een ernstig gebrek dat de stevigheid van het gebouw in gevaar brengt. De in het geding zijnde artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek streven het algemeen belang en meer bepaald de bescherming van de openbare veiligheid na. Door de contractuele aansprakelijkheid voor architecten en aannemers te verlengen na afloop van het contract wanneer de stevigheid van het opgerichte gebouw in gevaar wordt gebracht, heeft de wetgever de belangen van de opdrachtgever willen beschermen maar ook de openbare veiligheid willen waarborgen die door gebrekkige constructies in gevaar wordt gebracht, en de rechtszekerheid willen verzekeren. Terwijl de aannemings- of architectuurovereenkomst normaliter wordt beëindigd door de aanvaarding van de werken, blijft de architect of de aannemer contractueel aansprakelijk tijdens een bijkomende periode van tien jaar voor ernstige gebreken. De wetgever heeft de tienjarige aansprakelijkheid bijgevolg beperkt in de tijd via een vervaltermijn die buiten de in de artikelen 2242 en volgende van het Burgerlijk Wetboek bedoelde schorsings- en stuitingsgronden valt. Het niet activeren van de aansprakelijkheid binnen een termijn van tien jaar brengt het verval ervan met zich mee. De vordering dient daarentegen niet te worden ingesteld binnen een nuttige termijn vanaf de ontdekking van het gebrek. De in artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek bedoelde gemeenrechtelijke verjaring heeft betrekking op de gemeenrechtelijke aansprakelijkheid van de architecten of aannemers die, op grond van artikel 1147 van het Burgerlijk Wetboek, na de oplevering aangevoerd kan worden wegens lichte gebreken, namelijk tekortkomingen die de stevigheid van de gebouwen niet in gevaar brengen. Zij is niet van openbare orde en kan het voorwerp uitmaken van ontheffings- of beperkende clausules, binnen de perken van het gemeen recht, aangezien zij de bescherming van de opdrachtgever en niet de openbare veiligheid beoogt. Die aansprakelijkheidsvordering dient bovendien tijdig te worden ingesteld door de opdrachtgever na de ontdekking van het gebrek. De termijn van tien jaar volstaat daarenboven om het bestaan van de door artikel 1792 van het Burgerlijk Wetboek gedekte ernstige risico’s te beoordelen. Bijgevolg is het in het geding zijnde verschil in behandeling niet zonder redelijke verantwoording. Samenvatting 2 Samenvatting niet beschikbaar.
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!