- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 07
- Artikel
- Raad van State – Schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid – Corona – 1. Vordering bij uiterst dringende noodzakelijkheid – Tijdigheid – Verlenging maatregelen als nieuwe wilsuiting – Geen vordering tegen eerdere maatregelen – Wettigheidskritiek tegen eerdere maatregelen ontvankelijk – 2. Ondeelbaarheid ministerieel besluit – Toegang tot de rechter – Rechtsbescherming tegen de overheid – 3. «Going concern» – Procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid mag worden aangewend om dat nadeel af te wenden – 4. Gelijkheidsbeginsel – Verschil in behandeling reeds in vroegere regelgeving opgenomen – Geen verantwoording voor nieuwe regel – 5. Toetsingsbevoegdheid Raad van State – Beleid gebaseerd op wetenschappelijke adviezen – Minimaal aannemelijke verantwoording voor verschil in behandeling noodzakelijk – 6. Wijze van verweer in procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid – Enke
Volume 85 : 7
De spijtoptanten of een onverteerbare brok strafprocedure
Huur – Vrijwaringsverbintenis van de verhuurder – Verborgen gebreken – Gebreken die tijdens de huur zijn ontstaan ingevolge werken die in opdracht van de verhuurder aan het verhuurde goed zijn uitgevoerd
Verzekering – Motorrijtuigen – Verzekeringsverplichting – Verzekeringsovereenkomst die wordt gesloten na het besturen van een voertuig op de openbare weg – Geldigheidsdatum die ingaat op de datum van het besturen van een voertuig – Gevolgen voor het misdrijf van rijden zonder verzekering
Verzekeringen – Verzekeringsovereenkomst – Combinatiepolis – Opzettelijke verwijzing – Nietigverklaring van de overeenkomst – Beperking tot de verzekering van de risico’s waaromtrent de verzekeraar is misleid
Voorlopige hechtenis – Handhaving – Verbetering van het bevel tot aanhouding – Verkeerde aanduiding van de datum of de misdrijfperiode van de feiten in de akte van aanhangigmaking of het bevel tot aanhouding – Verbetering door het onderzoeksgerecht – Voorwaarden
Verzekeringen – Verzekeringsovereenkomst – Verzekering BA motorrijtuigen – Verzekeringsverplichting – Burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe het verzekerde motorrijtuig aanleiding geeft – Artikel 2, § 1 WAM-wet
Raad van State – Schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid – Corona – Sluiting pretparken – 1. Pretparken zitten niet «in een zodanige penurie» – Geen uiterst dringende noodzakelijkheid – 2. Betoog dat maatregelen pretparken in «going concern» brengt – Begrip «going concern» – Geen bewijs dat verzoekers duur van gewone schorsingsprocedure niet kunnen volhouden – 3. Geen «dermate precaire financiële situatie» dat de duur van de gewone schorsingsprocedure niet kan worden afgewacht – 4. Vordering tot schorsing, ook bij uiterst dringende noodzakelijkheid, kan «op elk ogenblik» worden ingesteld – Enkel wanneer verzoekers in «dermate precaire financiële situatie» verkeren – 5. Verwijzing naar arrest nr. 249.685 inzake «going concern» niet relevant – Geen precedentenleer in Belgisch recht – Huidige beoordeling wel in overeenstemming met rechtspraak algemene vergadering afdeling Bestuurs
Raad van State – Schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid – Corona – 1. Vordering bij uiterst dringende noodzakelijkheid – Tijdigheid – Verlenging maatregelen als nieuwe wilsuiting – Geen vordering tegen eerdere maatregelen – Wettigheidskritiek tegen eerdere maatregelen ontvankelijk – 2. Ondeelbaarheid ministerieel besluit – Toegang tot de rechter – Rechtsbescherming tegen de overheid – 3. «Going concern» – Procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid mag worden aangewend om dat nadeel af te wenden – 4. Gelijkheidsbeginsel – Verschil in behandeling reeds in vroegere regelgeving opgenomen – Geen verantwoording voor nieuwe regel – 5. Toetsingsbevoegdheid Raad van State – Beleid gebaseerd op wetenschappelijke adviezen – Minimaal aannemelijke verantwoording voor verschil in behandeling noodzakelijk – 6. Wijze van verweer in procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid – Enke
Sekwester – Gerechtelijk sekwester – Bewarende en voorlopige maatregel – Onaantastbare beoordelingsbevoegdheid van feitenrechter inzake wenselijkheid van aanstelling van gerechtelijke sekwester en omvang van zijn opdracht – In de regel rechten van bewaking en bewaring – Beschikkingsdaden – Voorwaarde – Maatregel dringend en onontbeerlijk voor het goede beheer van de te beschermen goederen en belangen
Verzekering – Motorrijtuigen – Regresvordering van de verzekeraar – Kennisgevingsplicht – Niet-naleving – Sanctie – Verval van het regresrecht – Afstand door verzekerde – Aanvaarden van voorstel om zijn schuld af te betalen – Overeenkomst over het regresrecht – Niet ontstaan door vrijwillige terugbetaling door de verzekerde – Tijdstip van kennisgevingsplicht – Tijdstip waarop de verzekeraar over alle elementen beschikt die het hem mogelijk te maken zijn regresrecht te beoordelen – Verwijlinterest – Vanaf de ingebrekestelling
Panta Rhei: een nieuwe wijze van omgaan in de cassatierechtspraak
De spijtoptanten of een onverteerbare brok strafprocedure
Huur – Vrijwaringsverbintenis van de verhuurder – Verborgen gebreken – Gebreken die tijdens de huur zijn ontstaan ingevolge werken die in opdracht van de verhuurder aan het verhuurde goed zijn uitgevoerd
Verzekering – Motorrijtuigen – Verzekeringsverplichting – Verzekeringsovereenkomst die wordt gesloten na het besturen van een voertuig op de openbare weg – Geldigheidsdatum die ingaat op de datum van het besturen van een voertuig – Gevolgen voor het misdrijf van rijden zonder verzekering
Verzekeringen – Verzekeringsovereenkomst – Combinatiepolis – Opzettelijke verwijzing – Nietigverklaring van de overeenkomst – Beperking tot de verzekering van de risico’s waaromtrent de verzekeraar is misleid
Voorlopige hechtenis – Handhaving – Verbetering van het bevel tot aanhouding – Verkeerde aanduiding van de datum of de misdrijfperiode van de feiten in de akte van aanhangigmaking of het bevel tot aanhouding – Verbetering door het onderzoeksgerecht – Voorwaarden
Verzekeringen – Verzekeringsovereenkomst – Verzekering BA motorrijtuigen – Verzekeringsverplichting – Burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe het verzekerde motorrijtuig aanleiding geeft – Artikel 2, § 1 WAM-wet
Raad van State – Schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid – Corona – Sluiting pretparken – 1. Pretparken zitten niet «in een zodanige penurie» – Geen uiterst dringende noodzakelijkheid – 2. Betoog dat maatregelen pretparken in «going concern» brengt – Begrip «going concern» – Geen bewijs dat verzoekers duur van gewone schorsingsprocedure niet kunnen volhouden – 3. Geen «dermate precaire financiële situatie» dat de duur van de gewone schorsingsprocedure niet kan worden afgewacht – 4. Vordering tot schorsing, ook bij uiterst dringende noodzakelijkheid, kan «op elk ogenblik» worden ingesteld – Enkel wanneer verzoekers in «dermate precaire financiële situatie» verkeren – 5. Verwijzing naar arrest nr. 249.685 inzake «going concern» niet relevant – Geen precedentenleer in Belgisch recht – Huidige beoordeling wel in overeenstemming met rechtspraak algemene vergadering afdeling Bestuurs
Raad van State – Schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid – Corona – 1. Vordering bij uiterst dringende noodzakelijkheid – Tijdigheid – Verlenging maatregelen als nieuwe wilsuiting – Geen vordering tegen eerdere maatregelen – Wettigheidskritiek tegen eerdere maatregelen ontvankelijk – 2. Ondeelbaarheid ministerieel besluit – Toegang tot de rechter – Rechtsbescherming tegen de overheid – 3. «Going concern» – Procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid mag worden aangewend om dat nadeel af te wenden – 4. Gelijkheidsbeginsel – Verschil in behandeling reeds in vroegere regelgeving opgenomen – Geen verantwoording voor nieuwe regel – 5. Toetsingsbevoegdheid Raad van State – Beleid gebaseerd op wetenschappelijke adviezen – Minimaal aannemelijke verantwoording voor verschil in behandeling noodzakelijk – 6. Wijze van verweer in procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid – Enke
Sekwester – Gerechtelijk sekwester – Bewarende en voorlopige maatregel – Onaantastbare beoordelingsbevoegdheid van feitenrechter inzake wenselijkheid van aanstelling van gerechtelijke sekwester en omvang van zijn opdracht – In de regel rechten van bewaking en bewaring – Beschikkingsdaden – Voorwaarde – Maatregel dringend en onontbeerlijk voor het goede beheer van de te beschermen goederen en belangen
Verzekering – Motorrijtuigen – Regresvordering van de verzekeraar – Kennisgevingsplicht – Niet-naleving – Sanctie – Verval van het regresrecht – Afstand door verzekerde – Aanvaarden van voorstel om zijn schuld af te betalen – Overeenkomst over het regresrecht – Niet ontstaan door vrijwillige terugbetaling door de verzekerde – Tijdstip van kennisgevingsplicht – Tijdstip waarop de verzekeraar over alle elementen beschikt die het hem mogelijk te maken zijn regresrecht te beoordelen – Verwijlinterest – Vanaf de ingebrekestelling
Panta Rhei: een nieuwe wijze van omgaan in de cassatierechtspraak
Jaar
2021
Volume
85
Nummer
07
Pagina
298
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Raad van State - Conseil d’Etat, 02/02/2021
Referentie
“Raad van State – Schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid – Corona – 1. Vordering bij uiterst dringende noodzakelijkheid – Tijdigheid – Verlenging maatregelen als nieuwe wilsuiting – Geen vordering tegen eerdere maatregelen – Wettigheidskritiek tegen eerdere maatregelen ontvankelijk – 2. Ondeelbaarheid ministerieel besluit – Toegang tot de rechter – Rechtsbescherming tegen de overheid – 3. «Going concern» – Procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid mag worden aangewend om dat nadeel af te wenden – 4. Gelijkheidsbeginsel – Verschil in behandeling reeds in vroegere regelgeving opgenomen – Geen verantwoording voor nieuwe regel – 5. Toetsingsbevoegdheid Raad van State – Beleid gebaseerd op wetenschappelijke adviezen – Minimaal aannemelijke verantwoording voor verschil in behandeling noodzakelijk – 6. Wijze van verweer in procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid – Enke”, RWE 2021-22, nr. 07, 298-303
Samenvatting
1. De verwerende partij heeft bij het MB van 28 oktober 2020 «houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken» initieel beperkingen opgelegd aan het maatschappelijke leven, die luidens het besluit zelf beperkt zijn in tijd. Om hen moverende redenen hebben verzoeksters geoordeeld dit besluit gedurende de vooropgestelde periode te kunnen ondergaan. Het MB van 12 januari 2021 is op te vatten als een nieuwe wilsuiting van de verwerende partij om de coronamaatregelen uit het MB van 28 oktober 2020 te hernemen. Zij kon dit doen door de inhoud van het tijdelijke COVID-besluit in een nieuw besluit volledig te hernemen, maar zij koos voor de wetgevingstechniek van de aanpassing van het artikel dat de toepassing in de tijd bepaalt. In wezen komt dit echter evengoed neer op een nieuw, ook inhoudelijke wilsuiting om de maatregelen die zijn opgenomen in het COVID-besluit opnieuw op te leggen, ditmaal tot 1 maart 2021. Het moet verzoeksters dan ook toegelaten worden om in hun vordering tegen voormeld MB van 12 januari 2021 de wettigheidskritiek te betrekken, die zij hebben op art. 6 van het COVID-besluit, zoals gewijzigd bij MB van 1 november 2020.
2. De Raad van State is onbevoegd om in te grijpen in «ondeelbare delen» van het COVID-besluit, waarvan de bepalingen «in hun geheel het gezochte evenwicht in het bestrijdings- en versoepelingsbeleid van de federale overheid vormgeven». De zienswijze van de verwerende partij vertrekt van schijnbaar correcte toepassing van de zogenaamde ondeelbare reglementaire akte. In de concrete omstandigheden, waarbij de verwerende partij opteert voor de techniek van opeenvolgende en partiële aanpassingen van een reglementair besluit, heeft dit evenwel tot gevolg dat eenieder die zich gegriefd weet door navolgende wijzigingen aan de coronamaatregelen die zijn aangenomen nadat de verjaringstermijn van het initiële besluit is verstreken, de toegang tot de rechter definitief versperd zou zien omdat hij nu eenmaal niet meer de nietigverklaring van het gehele besluit kan vorderen. Het is een zienswijze die de Raad van State thans niet nader moet onderzoeken en beoordelen, maar die alvast op gespannen voet zou staan met de rechtsbescherming van de burger, die hem ook door internationale verdragen wordt gewaarborgd.
3. Misschien stevenen bepaalde verzoekers nog niet dadelijk af op een faillissement. Feit is wel dat zij, de eerste lockdownperiode inbegrepen, gedurende maanden hun normale activiteiten hebben moeten terugschroeven of zelfs stopzetten, minder of geen omzet boekten en geen inkomen of winst konden realiseren. Daartegenover staan aanzienlijke afbetalingsverplichtingen aan hun bankrelatie voor de investeringen die zij hebben gedaan en andere, niet-indrukbare vaste kosten, zoals voor verwarming, verzekering, onderhoud of belastingen. Verzoeksters geven hiervan een becijfering waarbij zij ook rekening hebben gehouden met de overheidspremies. De concrete cijfermatige uiteenzetting in het inleidend verzoekschrift en de stukken ter ondersteuning hiervan voorgelegd, overtuigen de Raad van State ervan dat zij een financieel nadeel ondergaan met een impact die hen in «going concern»-problemen dreigt te brengen, zodat zij mogen nastreven om dit nadeel af te wenden via de procedure van de uiterst dringende noodzakelijkheid.
4. Het loutere feit dat een verschil in behandeling reeds in een vroegere regel was vervat, volstaat niet om de nieuwe regel te verantwoorden in het licht van het gelijkheidsbeginsel.
5. De Raad van State doet geen opportuniteitscontrole, maar een legaliteitscontrole. De verwerende partij moet de Raad van State niet overtuigen van haar discretionaire beoordelingsruimte om tot beleidsvorming te komen bij de bestrijding van de pandemie. Haar beleidsvorming is inderdaad ook in ruime mate geflankeerd door wetenschappelijke adviezen van experten. De minister laat haar besluiten ook voorafgaan door overleg met de andere politieke verantwoordelijken van het land, de gewesten en de gemeenschappen. Aan de minister kan op het eerste gezicht niet worden verweten dat zij onzorgvuldig optreedt in de huidige crisissituatie. Die vaststellingen kunnen echter niet wegnemen dat er een minimaal aannemelijke verantwoording moet bestaan voor het verschil in behandeling dat verzoekers aankaarten tussen enerzijds verblijfsparken die moeten sluiten en andere logiesvormen die mogen openblijven en anderzijds tussen de terbeschikkingstelling aan eigenaars/verblijfplaatshouders en aan anderen.
6. In een procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid moet een partij enkel datgene aan de rechter voorleggen wat absoluut noodzakelijk is om de zaak prima facie te kunnen beoordelen. In ieder geval moet de verwerende partij, indien zij graag veel stukken produceert, de rechter secuur aangeven waar hij de verantwoording kan lezen in de overtuigingsstukken die zij in het geding brengt. In de korte tijd waarin hij kennisneemt van het geschil, mag van de Raad niet worden verwacht dat hij zelf op speurtocht gaat en aldus als het ware zelf het verweer voert tegen het aangevoerde middel. Er wordt dan ook enkel rekening gehouden met wat de verwerende partij in de nota expliciet aanvoert als verweer en de overtuigingsstukken die zij er ter ondersteuning van dat verweer dadelijk mee in verband brengt.
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!