- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 3
- Artikel
- HvJ (4e k.) nr. C-26/13, 30 april 2014 (Árpád Kásler, Hajnalka Káslerné Rábai / OTP Jelzálogbank Zrt)
Volume 2015 : 3
La rétroactivité dans le contrat ou la recherche du juste milieu
La théorie de la formation du contrat et la pratique du « closing »
HvJ (4e k.) nr. C-26/13, 30 april 2014 (Árpád Kásler, Hajnalka Káslerné Rábai / OTP Jelzálogbank Zrt)
Verfijning van de transparantievereiste en duiding van de rol van aanvullend nationaal recht in het EU-recht inzake oneerlijke bedingen
Liège (7e ch.) 4 octobre 2012
Bruxelles (16e ch.) 16 avril 2012
[Les limites des articles 1907, alinéa 3 et 1907bis C. civ.]
Antwerpen (1e k.) 4 juni 2012
Gent (12e k.) 15 februari 2012
Cass. (1e k.) AR C.12.0379.N, 10 oktober 2013 (W.W., M.J.P. / Carrefour Belgium)
La rétroactivité dans le contrat ou la recherche du juste milieu
La théorie de la formation du contrat et la pratique du « closing »
HvJ (4e k.) nr. C-26/13, 30 april 2014 (Árpád Kásler, Hajnalka Káslerné Rábai / OTP Jelzálogbank Zrt)
Verfijning van de transparantievereiste en duiding van de rol van aanvullend nationaal recht in het EU-recht inzake oneerlijke bedingen
Liège (7e ch.) 4 octobre 2012
Bruxelles (16e ch.) 16 avril 2012
[Les limites des articles 1907, alinéa 3 et 1907bis C. civ.]
Antwerpen (1e k.) 4 juni 2012
Gent (12e k.) 15 februari 2012
Cass. (1e k.) AR C.12.0379.N, 10 oktober 2013 (W.W., M.J.P. / Carrefour Belgium)
Jaar
2015
Volume
2015
Nummer
3
Pagina
144
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Hof van Justitie - Cour de Justice, 30/04/2014
Referentie
S. GEIREGAT, “HvJ (4e k.) nr. C-26/13, 30 april 2014 (Árpád Kásler, Hajnalka Káslerné Rábai / OTP Jelzálogbank Zrt)”, TBBR 2015, nr. 3, 144-153
Samenvatting
Samenvatting 1 Artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, moet aldus worden uitgelegd dat: – de bewoordingen „eigenlijk voorwerp van de overeenkomst” alleen dan een beding omvatten dat is opgenomen in een in vreemde valuta opgestelde leningsovereenkomst tussen een verkoper en een consument en waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, zoals het in het hoofdgeding aan de orde zijnde beding, krachtens hetwelk de verkoopkoers van die valuta wordt gebruikt voor de berekening van de aflossingen van de lening, voor zover is vastgesteld dat genoemd beding een wezenlijke prestatie van die overeenkomst vastlegt die als dusdanig de kern ervan uitmaakt. Het staat aan de verwijzende rechter om dit na te gaan, rekening houdend met de aard, de algehele opzet en de voorwaarden van de overeenkomst, alsmede met de juridische en feitelijke context ervan; – een dergelijk beding, voor zover het de consument een betalingsverplichting oplegt, te weten de verplichting om in het kader van de aflossingen van de lening de bedragen te betalen die voortvloeien uit het verschil tussen de verkoopkoers en de aankoopkoers van de vreemde valuta, niet kan worden aangemerkt als een „vergoeding” waarvan de gelijkwaardigheid als tegenprestatie voor de door de kredietverlener verrichte prestatie krachtens artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 niet mag worden beoordeeld op het oneerlijke karakter ervan. Gelet op het feit dat artikel 4, lid 2, van genoemde richtlijn een uitzondering vormt en daarom strikt moet worden uitgelegd, zijn de bedingen van de overeenkomst die onder het begrip „eigenlijke voorwerp van de overeenkomst” in de zin van die bepaling vallen, die bedingen welke de kern van de prestaties van die overeenkomst bepalen en als dusdanig de overeenkomst kenmerken. Bedingen die een aanvulling zijn op de bedingen die de kern van de contractuele verhouding bepalen, kunnen echter niet onder het begrip „eigenlijke voorwerp van de overeenkomst” in de zin van dat artikel vallen. In dat verband volgt uit artikel 4, lid 2, van genoemde richtlijn dat de categorie van bedingen die de gelijkwaardigheid betreffen van enerzijds de prijs of de vergoeding en anderzijds de als tegenprestatie te leveren goederen of te verrichten diensten, waarvan het eventueel oneerlijke karakter niet mag worden beoordeeld, een beperkte toepassing heeft, aangezien die uitsluiting slechts de gelijkwaardigheid betreft van enerzijds de prijs of de vergoeding en anderzijds de als tegenprestatie te leveren goederen of te verrichten diensten. Aangezien de uitsluiting van de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding beperkt is tot de gelijkwaardigheid van enerzijds de prijs of de vergoeding en anderzijds de als tegenprestatie te leveren goederen of te verrichten diensten, kan zij dus niet worden toegepast ingeval wordt aangevoerd dat er een asymmetrie bestaat tussen de verkoopkoers van vreemde valuta, die volgens dat beding moet worden gebruikt voor de berekening van de aflossingen, en de aankoopkoers van die valuta, die volgens andere bedingen van de leningsovereenkomst moet worden gebruikt voor de berekening van het vrijgegeven leenbedrag. Samenvatting 2 Indien een beding tot het „eigenlijke voorwerp van de overeenkomst” in de zin van artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten behoort, is dit beding echter slechts uitgesloten van de beoordeling van het oneerlijke karakter ervan indien het duidelijk en begrijpelijk is opgesteld. Artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, moet aldus worden uitgelegd dat wat betreft een contractueel beding als dat wat in het hoofdgeding aan de orde is, het vereiste dat een contractueel beding duidelijk en begrijpelijk is opgesteld aldus moet worden verstaan dat het niet alleen gebiedt dat het litigieuze beding voor de consument grammaticaal begrijpelijk is, maar ook dat in de overeenkomst de concrete werking van het wisselkoersmechanisme van de vreemde valuta waarnaar het betrokken beding verwijst alsmede de verhouding tussen dit mechanisme en het mechanisme dat is voorgeschreven door andere bedingen betreffende de vrijgave van de lening, transparant zijn gespecificeerd, zodat de consument op basis van duidelijke en begrijpelijke criteria de economische gevolgen die er voor hem aan zijn verbonden, kan voorzien. Wat de bijzonderheden van het wisselkoersmechanisme van de vreemde valuta betreft, staat het daarenboven aan de verwijzende rechter om te bepalen of een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument op basis van alle relevante feitelijke gegevens, waaronder de reclame en informatie die door de kredietverlener in het kader van de onderhandelingen over een leningsovereenkomst worden verstrekt, niet alleen kon weten dat op de effectenmarkt gewoonlijk een verschil bestaat tussen de verkoopkoers en de aankoopkoers van vreemde valuta, maar ook de – mogelijk aanzienlijke – economische gevolgen voor hem kon inschatten van de toepassing van de verkoopkoers op de berekening van de uiteindelijk door hem verschuldigde aflossingen en dus van de totale kostprijs van zijn lening. Samenvatting 3 Artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, moet aldus worden uitgelegd dat in een situatie als aan de orde in het hoofdgeding, waarin een overeenkomst tussen een verkoper en een consument niet kan blijven voortbestaan na de schrapping van een oneerlijk beding, die bepaling zich niet verzet tegen een nationale bepaling op grond waarvan de nationale rechter de nietigheid van dat beding kan verhelpen door het te vervangen door een nationaal voorschrift van aanvullend recht. Een oneerlijk beding vervangen door een nationale bepaling van aanvullend recht strookt namelijk met de doelstelling van artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993, aangezien die bepaling beoogt het in de overeenkomst vastgelegde formele evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van de contractpartijen te vervangen door een reëel evenwicht dat de gelijkheid tussen die partijen herstelt en niet alle overeenkomsten met oneerlijke bedingen nietig te verklaren. Indien daarentegen een oneerlijk beding niet zou mogen worden vervangen door een bepaling van aanvullend recht en de rechter daardoor verplicht zou zijn om de overeenkomst in zijn geheel nietig te verklaren, zou de consument geconfronteerd kunnen worden met uiterst nadelige consequenties, zodat afbreuk dreigt te worden gedaan aan het afschrikkende karakter van de nietigverklaring. Een dergelijke nietigverklaring heeft dus in beginsel tot gevolg dat het nog verschuldigde bedrag van de lening onmiddellijk opeisbaar wordt, hetgeen de financiële mogelijkheden van de consument zou kunnen overstijgen en daardoor eerder de belangen van de consument zou schaden dan die van de kredietverlener, die er bijgevolg niet van zou worden weerhouden dergelijke bedingen in de door hem voorgestelde overeenkomsten op te nemen. Samenvatting 4 Artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten moet aldus worden uitgelegd dat de bewoordingen „eigenlijk voorwerp van de overeenkomst” alleen dan een beding omvatten dat is opgenomen in een in vreemde valuta opgestelde leningsovereenkomst tussen een verkoper en een consument en waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, krachtens hetwelk de verkoopkoers van die valuta wordt gebruikt voor de berekening van de aflossingen van de lening, wanneer is vastgesteld dat genoemd beding een wezenlijke prestatie van die overeenkomst vastlegt die als dusdanig de kern ervan uitmaakt. Het staat aan de verwijzende rechterlijke instantie om dit na te gaan, rekening houdend met de aard, de algehele opzet en de voorwaarden van de overeenkomst, alsmede met de juridische en feitelijke context ervan. Een dergelijk beding kan, voor zover het de consument een betalingsverplichting oplegt, te weten de verplichting om in het kader van de aflossingen van de lening de bedragen te betalen die voortvloeien uit het verschil tussen de verkoopkoers en de aankoopkoers van de vreemde valuta, niet worden aangemerkt als een „vergoeding” waarvan de gelijkwaardigheid als tegenprestatie voor een door de kredietverlener verrichte prestatie krachtens genoemd artikel niet mag worden beoordeeld op het oneerlijke karakter ervan. Gelet op het feit dat artikel 4, lid 2, van genoemde richtlijn een uitzondering vormt en daarom strikt moet worden uitgelegd, zijn de bedingen van de overeenkomst die onder het begrip „eigenlijke voorwerp van de overeenkomst” in de zin van die bepaling vallen, die bedingen welke de kern van de prestaties van die overeenkomst bepalen en als dusdanig de overeenkomst kenmerken. Bedingen die een aanvulling zijn op de bedingen die de kern van de contractuele verhouding bepalen, kunnen echter niet onder het begrip „eigenlijke voorwerp van de overeenkomst” in de zin van dat artikel vallen. In dat verband volgt uit artikel 4, lid 2, van genoemde richtlijn dat de categorie van bedingen die de gelijkwaardigheid betreffen van enerzijds de prijs of de vergoeding en anderzijds de als tegenprestatie te leveren goederen of te verrichten diensten, waarvan het eventueel oneerlijke karakter niet mag worden beoordeeld, een beperkte toepassing heeft, aangezien die uitsluiting slechts de gelijkwaardigheid betreft van enerzijds de prijs of de vergoeding en anderzijds de als tegenprestatie te leveren goederen of te verrichten diensten. Aangezien de uitsluiting van de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding beperkt is tot de gelijkwaardigheid van enerzijds de prijs of de vergoeding en anderzijds de als tegenprestatie te leveren goederen of te verrichten diensten, kan zij dus niet worden toegepast ingeval wordt aangevoerd dat er een asymmetrie bestaat tussen de verkoopkoers van vreemde valuta, die volgens dat beding moet worden gebruikt voor de berekening van de aflossingen, en de aankoopkoers van die valuta, die volgens andere bedingen van de leningsovereenkomst moet worden gebruikt voor de berekening van het vrijgegeven leenbedrag.
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!