- Full text
- Journal
- Number 490
- Article
- Grondwettelijk Hof nr. 93/2023, 15 juni 2023 (prejudiciële vraag)
Volume 2023 : 490
Duurzaamheid en duurzaamheidsrapportering
HvJ (8e k.) nr. C-96/21, 31 maart 2022 (DM / CTS Eventim AG & Co. KGaA)
Herroepingsrecht bij online concerttickets
Grondwettelijk Hof nr. 93/2023, 15 juni 2023 (prejudiciële vraag)
Rechtspersoon dus onderneming: kwalificatie van VME als onderneming [Vereniging van mede-eigenaars]
Cass. (1e k.) AR C.22.0248.N, 17 maart 2023 (H. T., I. S., E. S. / J. V. L., GRONDWERKEN OORTS bv)
Stuiting verjaring door buitengerechtelijke ingebrekestelling
Antwerpen 18 oktober 2021
Remedies bij consumentenkoop
Antwerpen 22 november 2022
Brussel 25 april 2023
Arbeidsongeval bij illegale tewerkstelling [De niet-verzekerde werkgever voldoet een eigen schuld met de betaling aan verhalend waarborgfonds Fedris]
Omgangsrecht is geen omgangsplicht: implicaties op de familierechtelijke dwangsom
Duurzaamheid en duurzaamheidsrapportering
HvJ (8e k.) nr. C-96/21, 31 maart 2022 (DM / CTS Eventim AG & Co. KGaA)
Herroepingsrecht bij online concerttickets
Grondwettelijk Hof nr. 93/2023, 15 juni 2023 (prejudiciële vraag)
Rechtspersoon dus onderneming: kwalificatie van VME als onderneming [Vereniging van mede-eigenaars]
Cass. (1e k.) AR C.22.0248.N, 17 maart 2023 (H. T., I. S., E. S. / J. V. L., GRONDWERKEN OORTS bv)
Stuiting verjaring door buitengerechtelijke ingebrekestelling
Antwerpen 18 oktober 2021
Remedies bij consumentenkoop
Antwerpen 22 november 2022
Brussel 25 april 2023
Arbeidsongeval bij illegale tewerkstelling [De niet-verzekerde werkgever voldoet een eigen schuld met de betaling aan verhalend waarborgfonds Fedris]
Omgangsrecht is geen omgangsplicht: implicaties op de familierechtelijke dwangsom
Year
2023
Volume
2023
Number
490
Page
792
Language
Dutch
Court
Grondwettelijk Hof - Cour Constitutionnelle - Arbitragehof - Cour d'Arbitrage, 15/06/2023
Reference
“Grondwettelijk Hof nr. 93/2023, 15 juni 2023 (prejudiciële vraag)”, NJW 2023, nr. 490, 792-796
Recapitulation
Samenvatting 1 Artikel 573 , eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met artikel I.1 , 1°, van het Wetboek van economisch recht, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. Het recht op toegang tot de rechter omvat niet het recht op een rechter naar keuze. Het behoort tot de beoordelingsbevoegdheid van de wetgever om te beslissen welke rechter het meest geschikt is om een bepaald soort van geschillen te beslechten. De hervorming van het begrip « onderneming », bij de wet van 15 april 2018 « houdende hervorming van het ondernemingsrecht », houdt in dat de uitoefening van een economische activiteit niet langer het criterium is dat het mogelijk maakt de onderneming te definiëren, en dat er voortaan economische ondernemingen en niet-economische ondernemingen bestaan. Gelet op het doel van de wetgever (aan het ondernemingsbegrip een ruimere invulling geven door het op een coherentere wijze te omschrijven en een einde te maken aan problemen die verband houden met het bestaande ondernemingsbegrip) is de keuze van de wetgever die erin bestaat dat alle rechtspersonen, behoudens uitzondering, met inbegrip dus van de verenigingen van mede-eigenaars, voortaan onder het begrip « onderneming » vallen, niet zonder redelijke verantwoording. In die context mocht de wetgever redelijkerwijs oordelen dat de verenigingen van mede-eigenaars meer gelijkenissen vertonen met de andere rechtspersonen, ongeacht of die al dan niet een economische activiteit verrichten, alsook met de natuurlijke personen die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefenen, dan met natuurlijke personen die niet beroepsmatig instaan voor het beheer en het behoud van een gebouw. De bevoegdheid van de ondernemingsrechtbank om kennis te nemen van de geschillen tussen een vereniging van mede-eigenaars en een andere onderneming vloeit voort uit het feit dat het begrip « onderneming » het aanknopingspunt vormt voor de bevoegdheid van de ondernemingsrechtbank. De toewijzing, door de wetgever, van de bevoegdheid om kennis te nemen van de geschillen tegen een onderneming aan verschillende rechtscolleges naar gelang van de aard van de persoon die de vordering instelt, doet op zich niet op onevenredige wijze afbreuk aan de rechten van de betrokken personen. Die kunnen hun rechten op gelijkwaardige wijze doen gelden voor de ondernemingsrechtbank of de rechtbank van eerste aanleg. In het bijzonder blijkt niet dat de bewijsregeling ingevolge de kwalificatie van een vereniging van mede-eigenaars als een « onderneming » en de procedurele context voor de ondernemingsrechtbank de betrokkenen benadelen. Uit het voorgaande volgt dat de toewijzing aan de ondernemingsrechtbank van de geschillen tussen een vereniging van mede-eigenaars en andere ondernemingen in de zin van artikel I.1 , 1°, van het Wetboek van economisch recht, redelijk verantwoord is en geen afbreuk doet aan het recht van rechtzoekenden op toegang tot een bevoegde rechter. Art. 573 , Gerechtelijk Wetboek Art. I.1 , Wetboek van economisch recht Art. 10 , Gecoördineerde Grondwet Art. 11 , Gecoördineerde Grondwet
Dear visitor
This page is reserved for Jurisquare members.
If you already are a member, please click the 'Log in' button below. If you would like to become a member, please click the 'Subscribe' button below. You can have access to the largest legal library in Belgium from € 422,57(VAT excl.) onwards!