- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 376
- Artikel
- Gerechtshof Den Haag (NL) nr. C/09/456689 / HA ZA 13-1396, 9 oktober 2018
Volume 2018 : 376
Klimaatzaken tegen de overheid: balanceren tussen rechtstaat en rechterlijk activisme
Gerechtshof Den Haag (NL) nr. C/09/456689 / HA ZA 13-1396, 9 oktober 2018
Voorz. Rb. Brussel (NI.) (10e k.) 10 oktober 2018
Decreetgever moet verdeling financiële middelen onder steden en gemeenten actualiseren
Grondwettelijk Hof nr. 121/2018, 4 oktober 2018 (Geraardsbergen e.a., Vilvoorde)
Stafhouder mag binnenvallen in advocatenkantoor
Besl.EHRM (5e afd.) nr. 25038/13, 20 september 2018 (Richard Tuheiava / Frankrijk)
HvJ (5e k.) nr. C-105/17, 4 oktober 2018 (Komisia za zashtita na potrebitelite / Evelina Kamenova)
Niet elk zoekertje op tweedehandssite valt onder consumentenbescherming
[Taaltip] Plain language: wat is toegankelijkheid?
Cassatie en het grievenformulier: saga duurt voort
Cass. (2e k.) AR P.18.0369.N, 18 september 2018 (L. A. A. D. V., L. G. L. D. V.)
Meer dan 70 procent van klagers bij HRJ aan verkeerd adres
Er beweegt wat in de eerste lijn [Interview met Anne Ooms]
DPA = Deep in the Pocket of Attorneys
[Column] Afscheid van wat woorden
Versie vier van wet op bescherming onbekwamen: eerbaar compromis
Faillissementsfraude: civiel recht brengt enig soelaas
Vlaams wolvenplan: Vlaanderen als onverwacht gidsland in oververhit Europees wolvendebat?
‘Mensenrechten zijn hefboom in maatschappelijk debat’ [Interview met Geert Cappelaere]
Meer en betere contractuele oplossingen voor conflicten
Klimaatzaken tegen de overheid: balanceren tussen rechtstaat en rechterlijk activisme
Gerechtshof Den Haag (NL) nr. C/09/456689 / HA ZA 13-1396, 9 oktober 2018
Voorz. Rb. Brussel (NI.) (10e k.) 10 oktober 2018
Decreetgever moet verdeling financiële middelen onder steden en gemeenten actualiseren
Grondwettelijk Hof nr. 121/2018, 4 oktober 2018 (Geraardsbergen e.a., Vilvoorde)
Stafhouder mag binnenvallen in advocatenkantoor
Besl.EHRM (5e afd.) nr. 25038/13, 20 september 2018 (Richard Tuheiava / Frankrijk)
HvJ (5e k.) nr. C-105/17, 4 oktober 2018 (Komisia za zashtita na potrebitelite / Evelina Kamenova)
Niet elk zoekertje op tweedehandssite valt onder consumentenbescherming
[Taaltip] Plain language: wat is toegankelijkheid?
Cassatie en het grievenformulier: saga duurt voort
Cass. (2e k.) AR P.18.0369.N, 18 september 2018 (L. A. A. D. V., L. G. L. D. V.)
Meer dan 70 procent van klagers bij HRJ aan verkeerd adres
Er beweegt wat in de eerste lijn [Interview met Anne Ooms]
DPA = Deep in the Pocket of Attorneys
[Column] Afscheid van wat woorden
Versie vier van wet op bescherming onbekwamen: eerbaar compromis
Faillissementsfraude: civiel recht brengt enig soelaas
Vlaams wolvenplan: Vlaanderen als onverwacht gidsland in oververhit Europees wolvendebat?
‘Mensenrechten zijn hefboom in maatschappelijk debat’ [Interview met Geert Cappelaere]
Meer en betere contractuele oplossingen voor conflicten
Jaar
2018
Volume
2018
Nummer
376
Pagina
1
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Nederlandse rechtscolleges, 09/10/2018
Referentie
“Gerechtshof Den Haag (NL) nr. C/09/456689 / HA ZA 13-1396, 9 oktober 2018”, DJK 2018, nr. 376, 1-2
Samenvatting
Samenvatting 1 De overheid moet meer doen om de uitstoot van broeikasgassen in Nederland te verminderen. Concreet moet zij ervoor zorgen dat de uitstoot in Nederland in 2020 ten minste 25 procent lager zou zijn dan in 1990. Door dit niet te doen, zou Nederland de zorgplicht schenden. Samenvatting 2 Voor toegang tot de Nederlandse rechter is de Nederlandse wet bepalend, in het geval van Urgenda in deze procedure met name artikel 3:305a BW (NL), waarin is voorzien in een collectieve actie door belangenorganisaties. Nu individuele personen die onder de rechtsmacht van de staat vallen voor de rechter een beroep kunnen doen op de rechtstreeks werkende artikelen 2 en 8 EVRM, kan Urgenda dat ook voor hen doen op basis van artikel 3:305a BW (NL). Samenvatting 3 De staat heeft geen belang bij de grief dat Urgenda niet kan optreden voor toekomstige generaties, aangezien de vordering van Urgenda ook reeds toewijsbaar is voor zover Urgenda opkomt voor de belangen van de huidige generatie Nederlanders, respectievelijk personen die onderworpen zijn aan de rechtsmacht van de staat in de zin van artikel 1 EVRM. Het is immers zonder meer aannemelijk dat reeds de huidige generatie Nederlanders, met name doch niet uitsluitend de jongeren onder hen, tijdens hun leven te maken zullen krijgen met de nadelige gevolgen van klimaatverandering indien de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen niet adequaat wordt teruggedrongen. Op de door de staat in deze grief aan de orde gestelde vragen hoeft het hof dus niet in te gaan. Samenvatting 4 Op de staat rust op grond van artikel 2 EVRM de positieve verplichting om het leven van burgers binnen zijn jurisdictie te beschermen, terwijl artikel 8 EVRM de verplichting schept om het recht op woning en privéleven te beschermen. Deze verplichting geldt voor alle activiteiten, publieke en niet-publieke, die de aldus beschermde rechten in gevaar kunnen brengen en geldt zeker als sprake is van industriële activiteiten die naar hun aard gevaarlijk zijn. Wanneer de overheid weet dat er sprake is van een reëel en onmiddellijk dreigend gevaar, moet de staat preventieve maatregelen nemen om de aantasting zo veel mogelijk te voorkomen. Samenvatting 5 Er is reële dreiging van een gevaarlijke klimaatverandering, waardoor er een ernstig risico bestaat dat de huidige generatie ingezetenen zal worden geconfronteerd met verlies van leven en/of verstoring van het gezinsleven. Uit de artikelen 2 en 8 EVRM volgt een verplichting voor de staat om tegen deze reële dreiging bescherming te bieden. Samenvatting 6 Weliswaar gaat het bij klimaatverandering om een probleem op wereldschaal en kan de staat dit probleem niet in zijn eentje oplossen, maar dat ontslaat de staat niet van zijn verplichting vanaf zijn grondgebied naar vermogen maatregelen te nemen die, tezamen met de inspanningen van andere staten, bescherming bieden tegen de gevaren van ernstige klimaatverandering. Samenvatting 7 Het voorzorgsbeginsel, een algemeen aanvaard beginsel van internationaal recht dat in het VN-Klimaatverdrag is opgenomen en in de jurisprudentie van het EHRM wordt bevestigd, verzet zich ertegen dat de staat aanvoert dat hij rekening moet houden met de onzekerheden van klimaatverandering en andere ongewisheden. Die onzekerheden kunnen immers ook impliceren dat, bijvoorbeeld door het intreden van een 'tipping point', de situatie slechter uitpakt dan waarmee thans rekening wordt gehouden. De omstandigheid dat volstrekte wetenschappelijke zekerheid over de doeltreffendheid van het bevolen reductiescenario ontbreekt, betekent dus niet dat de staat gerechtigd is verdere maatregelen achterwege te laten. Voldoende is de vergaande aannemelijkheid ervan. Samenvatting 8 Bij een vordering tot het geven van een bevel speelt causaliteit een beperktere rol dan bij een vordering tot schadevergoeding. Voor het geven van een bevel is voldoende dat er een reële dreiging is van gevaar waartegen maatregelen moeten worden getroffen. Het staat vast dat er daarvan sprake is. Daar komt bij dat indien de opvatting van de staat zou worden gevolgd, een effectief rechtsmiddel tegen een wereldomvattend probleem als het onderhavige zou ontbreken. Elke aangesproken staat zou dan immers kunnen betogen dat hij geen maatregelen hoeft te nemen zolang andere staten dat niet ook doen. Een dergelijke consequentie kan niet worden aanvaard, temeer nu het voor Urgenda ook niet mogelijk is alle in aanmerking komende staten voor de Nederlandse rechter te dagen. Samenvatting 9 Voor zover de staat heeft willen betogen dat de tijd die hem rest tot eind 2020 erg kort is, wordt dit betoog verworpen. Niet alleen dateert het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van ruim drie jaar geleden, maar bovendien was de staat al langer op de hoogte van de ernst van het klimaatprobleem en had de staat tot 2011 nota bene zijn beleid op een reductie van 30 % gericht. In dit verband verdient verder aandacht dat Nederland als hoogontwikkeld land langdurig heeft geprofiteerd van fossiele brandstoffen en nog steeds wereldwijd behoort tot de landen met een zeer hoge uitstoot van broeikasgassen per hoofd van de bevolking en mede hierom zijn verantwoordelijkheid dient te nemen zoals ook uitgesproken in het VN-Klimaatverdrag en het Akkoord van Parijs. Samenvatting 10 Maatregelen ter vermindering van de CO2-uitstoot zijn zeker in onze geïndustrialiseerde samenleving, ingrijpend en vragen (financiële) offers, maar daar staat tegenover dat veel op het spel staat: het risico op een onomkeerbare aantasting van de wereldwijde ecosystemen en de bewoonbaarheid van onze planeet. De staat betoogt dat juist daarom niet moet worden getornd aan het stelsel van machtenscheiding, omdat niet de rechter, maar de democratisch gelegitimeerde overheid de aangewezen instantie is om de hiermee samenhangende beleidskeuzes te maken. Dit standpunt wordt in deze zaak verworpen, reeds omdat er sprake is van schending van mensenrechten door de staat waardoor maatregelen zijn geboden, terwijl het reductiebevel aan de staat voldoende ruimte geeft om in te vullen op welke wijze hij uitvoering geeft aan dit bevel. Samenvatting 11 Indien al zou moeten worden geoordeeld dat uitvoering van het opgelegde bevel slechts mogelijk is door het tot stand brengen van formele of materiële wetgeving, schrijft het bevel op geen enkele wijze voor welke inhoud deze wetgeving zou moeten hebben. Reeds hierom is van een 'bevel tot wetgeving' geen sprake. Er zijn vele mogelijkheden om het met het bevel beoogde resultaat te bereiken zonder dat formele of materiële wetgeving tot stand wordt gebracht. Het hof is gehouden om rechtstreeks werkende bepalingen van verdragen waarbij Nederland partij is, zoals de artikelen 2 en 8 EVRM, toe te passen. Dergelijke bepalingen maken immers deel uit van de Nederlandse rechtssfeer en zij hebben zelfs voorrang boven Nederlandse wetten die daarvan afwijken. Samenvatting 12 De staat kan zich evenmin verschuilen achter de reductiedoelstelling van 20 % in 2020 in EU-verband. In de eerste plaats acht ook de EU vanuit klimaatwetenschappelijk oogpunt een grotere reductie in 2020 noodzakelijk. Daarbij komt dat de EU als geheel naar verwachting zal uitkomen op een reductie van 26-27 % in 2020; veel hoger dus dan de overeengekomen 20 %. Verder laat het hof meewegen dat Nederland als Annex I-land in het verleden telkenmale de ernst van de klimaatsituatie heeft onderschreven en, met name op basis van klimaatwetenschappelijke argumenten, jarenlang is uitgegaan van een reductie per 2020 van 25 % tot 40 %, met een concreet beleidsdoel van 30 % tegen dat tijdstip. Na 2011 is dit beleidsdoel teruggebracht tot 20 % per 2020 in EU-verband, zonder wetenschappelijke onderbouwing en ondanks het feit dat steeds meer bekend werd over de ernstige gevolgen van de uitstoot van broeikasgassen voor de opwarming van de aarde. Een reductie van 25 % moet als een minimum worden beschouwd, waarbij recente inzichten over een nog verdergaande reductie in verband met de 1,5 °C-gradendoelstelling nog buiten beschouwing zijn gelaten.
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!