RvS (14e k.) nr. 238.095, 4 mei 2017 (bvba Petit Willy / Brussels Hoofdstedelijk Gewest)

Zoek in bibliotheek

Zoek naar boeken en tijdschriften in de bibliotheek.

Zoek in full text

Zoek naar specifieke inhoud op basis van zoektermen en filters.

Full text
Tijdschrift
Nummer 1
Artikel
RvS (14e k.) nr. 238.095, 4 mei 2017 (bvba Petit Willy / Brussels Hoofdstedelijk Gewest)

Jaar 2018 Volume 2018 Nummer 1 Pagina 37 Taal Nederlands Rechtscollege Raad van State - Conseil d’Etat, 04/05/2017 Referentie “RvS (14e k.) nr. 238.095, 4 mei 2017 (bvba Petit Willy / Brussels Hoofdstedelijk Gewest)”, TBP 2018, nr. 1, 37 Samenvatting Samenvatting 1 In casu blijkt uit de uiteenzetting van de verzoekende partij ter terechtzitting dat zij met het door haar ingestelde beroep tot nietigverklaring in wezen een (wettigheids)kritiek uitoefent op het vonnis, waarbij aan de verwerende partij de voorlopige tenuitvoerlegging is toegestaan. Het behoort evenwel tot de exclusieve rechtsmacht van de justitiële rechter om te oordelen omtrent de voorlopige tenuitvoerlegging van een vonnis waarbij in casu uitspraak werd gedaan over een geschil omtrent een subjectief burgerlijk recht. Geen enkele grondwets- of wetsbepaling, verleent de Raad van State de bevoegdheid om de voorlopige tenuitvoerlegging van een vonnis waartoe de justitiële rechter heeft besloten, ongedaan te maken. Bijgevolg is de Raad van State zonder rechtsmacht om van het beroep tot nietigverklaring kennis te nemen. Samenvatting 2 De verwerping van het beroep tot nietigverklaring heeft tot gevolg dat de door de verzoekende partij ingediende vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing die ervan een accessorium is, geen voorwerp meer heeft. De door de verwerende partij ingediende nota die zij aanduidt als “nota met opmerkingen”, mag worden beschouwd als een nota tot vereffening van de kosten in de zin van artikel 84/1 procedurereglement R.v.St. De verwerende partij vraagt om de kosten van het beroep, met inbegrip van een rechtsplegingsvergoeding ten bedrage van 840 euro ten laste van verzoeker te leggen. Gelet op de geringe complexiteit van de zaak, door de vaststelling dat de Raad van State in casu zonder rechtsmacht is, het beroep kan worden afgedaan met korte debatten en het beperkte verweer dat de verwerende partij dienvolgens heeft dienen te voeren, acht de Raad van State het aangewezen de rechtsplegingsvergoeding ten gunste van de verwerende partij te beperken tot het minimumbedrag van 140 euro.

Geachte bezoeker

Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.

Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!

Inloggen Registreren