- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 2
- Artikel
- Rb. Brussel, 13/01/2020, 2013/14608/A
Volume 2020 : 2
Systeemrisico's in de financiële en niet-financiële sectoren
Alternatieven voor de 10%: een onderzoek naar de begroting van schadevergoeding bij ontbinding van koop-verkoop van onroerend goed wegens wanprestatie
De invloed van artikel 22 AVG op het gebruik van robo-advies binnen de beleggingssector. Met de rug tegen de muur?
Cour de justice de l'Union européenne (5e ch.), 04/10/2018, C-571/16
Les limitations de responsabilité de la BNB et de la FSMA sur la sellette à la suite de l ' arrêt Kantarev de la C.J.U.E. du 4 octobre 2018
Hof van Justitie (1e k.), 06/06/2019, C-58/18
Richtlijn consumentenkrediet verzet zich niet tegen de Belgische advies- en onthoudingsverplichtingen inzake consumentenkrediet
Cour d'appel Bruxelles, 05/09/2019, 2012/AR/2779 et 2016/AR/433
Quelques précisions sur la responsabilité du gestionnaire de fortune
Rb. Brussel, 13/01/2020, 2013/14608/A
Actualité : Tribunal de l'entreprise Hainaut (div. Tournai), 23/01/2020
Actualité : Hof van Justitie, 30/01/2020
Actualité : Tribunal de l'entreprise Brabant Wallon, 31/01/2020
Systeemrisico's in de financiële en niet-financiële sectoren
Alternatieven voor de 10%: een onderzoek naar de begroting van schadevergoeding bij ontbinding van koop-verkoop van onroerend goed wegens wanprestatie
De invloed van artikel 22 AVG op het gebruik van robo-advies binnen de beleggingssector. Met de rug tegen de muur?
Cour de justice de l'Union européenne (5e ch.), 04/10/2018, C-571/16
Les limitations de responsabilité de la BNB et de la FSMA sur la sellette à la suite de l ' arrêt Kantarev de la C.J.U.E. du 4 octobre 2018
Hof van Justitie (1e k.), 06/06/2019, C-58/18
Richtlijn consumentenkrediet verzet zich niet tegen de Belgische advies- en onthoudingsverplichtingen inzake consumentenkrediet
Cour d'appel Bruxelles, 05/09/2019, 2012/AR/2779 et 2016/AR/433
Quelques précisions sur la responsabilité du gestionnaire de fortune
Rb. Brussel, 13/01/2020, 2013/14608/A
Actualité : Tribunal de l'entreprise Hainaut (div. Tournai), 23/01/2020
Actualité : Hof van Justitie, 30/01/2020
Actualité : Tribunal de l'entreprise Brabant Wallon, 31/01/2020
Jaar
2020
Volume
2020
Nummer
2
Pagina
216
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Brussel, Rechtbank van Eerste Aanleg - Tribunal de Première Instance, 13/01/2020
Referentie
“Rb. Brussel, 13/01/2020, 2013/14608/A”, RDC-TBH 2020, nr. 2, 216-230
Samenvatting
Wanneer vast staat dat een bankagent een bancaire activiteit ontwikkelt die onder toepassing van de wet van 22 maart 2006 valt, rusten ook op de principaal de verplichtingen van die wet, waaronder het feit dat de bankagent onder de volledige en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid van zijn principaal handelt (art. 10, § 4 wet 22 maart 2006). Die (mede)verantwoordelijkheid van de principaal valt slechts weg voor handelingen die de bankagent buiten zijn gemandateerde activiteiten stelt – dat is voor activiteiten die geen taken meer zijn van een agent in bank- en beleggingsdiensten. Er is evenwel geen overschrijding van de gemandateerde activiteiten indien de bankagent een ongeoorloofde handeling stelt binnen zijn functie van agent. Dat de bemiddeling wordt gedefinieerd als het in contact brengen van consument en gereglementeerde onderneming, betreft geen beperking van het toepassingsgebied van de wet van 22 maart 2006 maar betekent enkel dat het de tussenpersoon verboden is te bemiddelen inzake bankproducten voor ondernemingen die geen gereglementeerde onderneming zijn. Indien dat toch gebeurt, leidt dat niet tot een bevrijding van de toepassing van de wet van 22 maart 2006 maar precies tot een schending van die wet. Beslissend element is immers dat de tussenpersoon een bancair product verhandelt, vanaf dat moment moet hij de wet van 22 maart 2006 integraal respecteren, waaronder de plicht enkel te handelen voor een gereglementeerde onderneming in bank- en beleggingsdiensten, binnen zijn bancaire activiteiten. Artikel 10, § 4 van de wet van 22 maart 2006 koppelt de aansprakelijkheid van de principaal voor de handelingen van de bankagent aan “ zijn activiteit van bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten ”. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt of die activiteit al dan niet foutief of rechtmatig was, noch of die activiteit in naam en voor rekening van een derde geschiedde. Van zodra er aldus vastgesteld wordt dat litigieuze handeling waarop men zich beroept, een handeling van de bankagent was die onderdeel was van zijn bancaire activiteit, kan de aansprakelijkheid van de principaal in het gedrang komen. Een bemiddelaar bedoeld in artikel 14 van de wet van 22 maart 2006 heeft – ook bij afwezigheid van expliciete of precieze wettelijke bepaling in die zin – de plicht om het aangeprezen of verkochte product te onderzoeken op zijn kenmerken, wettelijke kwalificatie, kwaliteiten en risico's.
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!