- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 5
- Artikel
- EHRM (Grote Kamer) nr. 23755/07, 5 juli 2016 (Buzadji / Moldavië)
Volume 2016 : 5
Vervolging en bestraffing van schijnhuwelijken als valsheid in geschriften en/of gebruik van een vals stuk
De werkstraf en het strafregister: Certa amittimus, dum incerta petimus
Cour eur. D.H. (2e sect.) n° 65400/10, 14 juin 2016 (Riahi / Belgique)
Riahi, of de kroniek van een aangekondigde veroordeling
Cass. (2e k.) AR P.12.1841.N, 14 januari 2014 (M.I.)
Cass. (2e k.) AR P.13.1661.N, 16 juni 2015 (A.B. / Allianz Belgium nv)
Geen flexibilisering voor het beroepsgeheim van de politieambtenaar
Cass. (2e k.) AR P.15.0558.N, 6 oktober 2015 (J.J.R.D.)
Cass. (2e k.) AR P.14.1340.N, 19 januari 2016 (A.S., N.S.)
Cass. (2e k.) AR P.15.0736.N, 22 maart 2016 (B.A.H.V.B. / B.M., A.D.V.)
“Non bis in idem: een verwittigd rechter is er twee waard”
Cass. (2e k.) AR P.15.1639.N, 19 april 2016 (M.B., P.F., A.McC. / Proximus nv)
[Telecommunicatiegegevens toelaatbaar in strafrechtelijk onderzoek – Nieuwe dataretentiewet]
Cass. (2e k.) AR P.15.1643.N, 10 mei 2016 (L.V.G., A.T., A.T., T.T. / D.T., M.T.)
Cass. (2e k.) AR P.16.0128.N, 24 mei 2016 (Mario Vandromme / Pedro Janique Jozef Dezitter)
EHRM (Grote Kamer) nr. 23755/07, 5 juli 2016 (Buzadji / Moldavië)
EHRM (5e afd.) nr. 8927/11, 12 juli 2016 (Ruban / Oekraïne)
EHRM (5e afd.) nr. 63849/09, 21 juli 2016 (Kulinski, Sabev / Bulgarije)
Vervolging en bestraffing van schijnhuwelijken als valsheid in geschriften en/of gebruik van een vals stuk
De werkstraf en het strafregister: Certa amittimus, dum incerta petimus
Cour eur. D.H. (2e sect.) n° 65400/10, 14 juin 2016 (Riahi / Belgique)
Riahi, of de kroniek van een aangekondigde veroordeling
Cass. (2e k.) AR P.12.1841.N, 14 januari 2014 (M.I.)
Cass. (2e k.) AR P.13.1661.N, 16 juni 2015 (A.B. / Allianz Belgium nv)
Geen flexibilisering voor het beroepsgeheim van de politieambtenaar
Cass. (2e k.) AR P.15.0558.N, 6 oktober 2015 (J.J.R.D.)
Cass. (2e k.) AR P.14.1340.N, 19 januari 2016 (A.S., N.S.)
Cass. (2e k.) AR P.15.0736.N, 22 maart 2016 (B.A.H.V.B. / B.M., A.D.V.)
“Non bis in idem: een verwittigd rechter is er twee waard”
Cass. (2e k.) AR P.15.1639.N, 19 april 2016 (M.B., P.F., A.McC. / Proximus nv)
[Telecommunicatiegegevens toelaatbaar in strafrechtelijk onderzoek – Nieuwe dataretentiewet]
Cass. (2e k.) AR P.15.1643.N, 10 mei 2016 (L.V.G., A.T., A.T., T.T. / D.T., M.T.)
Cass. (2e k.) AR P.16.0128.N, 24 mei 2016 (Mario Vandromme / Pedro Janique Jozef Dezitter)
EHRM (Grote Kamer) nr. 23755/07, 5 juli 2016 (Buzadji / Moldavië)
EHRM (5e afd.) nr. 8927/11, 12 juli 2016 (Ruban / Oekraïne)
EHRM (5e afd.) nr. 63849/09, 21 juli 2016 (Kulinski, Sabev / Bulgarije)
Jaar
2016
Volume
2016
Nummer
5
Pagina
373
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Europees Hof voor de Rechten van de Mens - Cour Européenne des Droits de l’Homme, 05/07/2016
Referentie
“EHRM (Grote Kamer) nr. 23755/07, 5 juli 2016 (Buzadji / Moldavië)”, TSTRAFRECHT 2016, nr. 5, 373-374
Samenvatting
Samenvatting 1 Volgens de rechtspraak van het Hof betreffende het tweede luik van artikel 5 § 3 EVRM (recht om te worden berecht binnen een redelijke termijn of vrijgelaten gedurende de procedure), is het bestaan van gegronde redenen om te vermoeden dat de aangehoudene een misdrijf heeft gepleegd, een conditio sine qua non voor de regelmatigheid van de handhaving van de hechtenis, maar na “een bepaalde tijd” volstaat dat niet meer: de vrijheidsberoving moet door andere “relevante en voldoende” redenen worden gerechtvaardigd. Tot op heden had het Hof in zijn rechtspraak echter de draagwijdte van de uitdrukking “een bepaalde tijd” niet omschreven, ook al had het erkend dat het slechts om enkele dagen kon gaan. Het gaat ervan uit dat het nuttig zou zijn dat het zijn rechtspraak zou ontwikkelen met betrekking tot de verplichting voor de nationale gerechtelijke autoriteiten om de voortzetting van de vrijheidsberoving te rechtvaardigen met het oog op het tweede luik van artikel 5 § 3. In de eerste plaats herinnert het Hof eraan dat de in aanmerking te nemen periode voor de beoordeling van het redelijke karakter van de hechtenis gelet op het tweede luik van artikel 5 § 3 begint wanneer de persoon van zijn vrijheid is beroofd. Het Hof merkt op dat, hoewel die twee luiken weliswaar afzonderlijke rechten verlenen, ze bepaalde punten gemeen hebben: in elk geval begint de in aanmerking te nemen periode te lopen vanaf het tijdstip van de arrestatie; de gerechtelijke autoriteit die de vrijheidsberoving toestaat moet zich uitspreken over het bestaan van redenen die haar rechtvaardigen en, bij gebrek daaraan, de vrijlating bevelen; en in de praktijk overlapt de toepassing van de waarborgen van het tweede luik vaak in zekere zin die van de waarborgen van het eerste, gewoonlijk in de gevallen waar de gerechtelijke autoriteit die de vrijheidsberoving toestaat in het kader van het eerste luik tegelijkertijd de voorlopige hechtenis beveelt met inachtneming van de waarborgen van het tweede luik. In een dergelijk geval vormt de eerste verschijning van de verdachte voor de rechter het “kruispunt” waar beide reeksen waarborgen elkaar tegenkomen, en waar de tweede de eerste opvolgt. Nochtans is de vraag wanneer de tweede ten volle wordt toegepast, in die zin dat er, naast een gegronde reden om de betrokkene te verdenken van het plegen van een misdrijf, relevante en voldoende redenen nodig zijn, afhankelijk van de relatief vage betekenis die aan de uitdrukking “een bepaalde tijd” wordt gegeven. In dit opzicht merkt het Hof op dat, naar het interne recht van de overgrote meerderheid van de eenendertig lidstaten van de Raad van Europa waarin het de rechtsvergelijkende studie liet uitvoeren, de bevoegde gerechtelijke autoriteiten gehouden zijn “relevante en voldoende” redenen aan te voeren ter ondersteuning van de handhaving van de hechtenis, zo niet onmiddellijk, dan toch binnen een termijn van slechts enkele dagen na de arrestatie, met andere woorden wanneer een rechter voor het eerst de noodzaak onderzoekt om de verdachte in voorlopige hechtenis te plaatsen. Omgezet naar artikel 5 § 3, zou deze benadering de rechtspraak met betrekking tot het Verdrag op dit gebied vereenvoudigen en hem duidelijker en zekerder maken, en zou de bescherming tegen een vrijheidsberoving voor meer dan een redelijke termijn daardoor worden vergroot. Het Hof besluit dus dat overtuigende argumenten pleiten voor een synchronisatie van de waarborgen van het tweede luik met die van het eerste. Dit houdt in dat de verplichting voor de magistraat om relevante en voldoende redenen ter ondersteuning van de vrijheidsberoving aan te voeren - naast het bestaan van gegronde redenen om de betrokkene te verdenken van het plegen van een misdrijf - van toepassing is van bij de eerste beslissing die de plaatsing in voorlopige hechtenis beveelt, met andere woorden “onmiddellijk” na de arrestatie. De Grote Kamer oordeelt dat het huisarrest van de verzoeker ook een vrijheidsberoving vormde, en ze past dezelfde criteria toe voor alle vrijheidsberovingen, zowel in de vorm van hechtenis als van huisarrest. Zij gaat ervan uit dat de redenen die door de interne rechtscolleges worden ingeroepen om de vrijheidsberoving van de verzoeker te bevelen en haar te verlengen stereotiep en abstract waren. De rechters hebben de redenen voor de vrijheidsberoving opgenoemd zonder te trachten te tonen hoe ze concreet werden toegepast op de omstandigheden die eigen waren aan het geval van de verzoeker. Daarenboven kan niet worden gezegd dat ze zich coherent hebben getoond. Aldus hebben ze soms de beweringen van de procureur afgewezen over het risico dat de verzoeker zou vluchten, dat hij getuigen zou beïnvloeden of bewijzen zou veranderen, omdat hij die ongegrond en ongeloofwaardig achtte, en in andere gevallen hebben ze diezelfde beweringen aanvaard zonder dat de omstandigheden blijkbaar waren gewijzigd en zonder enige uitleg daaromtrent te verschaffen. Wanneer het gaat om een zo belangrijke vraag als het recht op vrijheid, komt het de interne autoriteiten toe op overtuigende wijze vast te stellen dat de beperking die ze op dat recht opleggen noodzakelijk is, wat in dit geval zeker niet is gebeurd. Er waren dus geen relevante en voldoende redenen om de vrijheidsberoving van de verzoeker in afwachting van zijn berechting te bevelen en te verlengen.
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!