- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 4
- Artikel
- EHRM (5e afd.) nr. 28798/13, 24 mei 2018 (Laurent / Frankrijk)
Volume 2018 : 4
Het ne-bis-in-idembeginsel en eenheid van opzet: een goed huwelijk?
Cass. (2e k.) AR P.17.0215.F, 11 oktober 2017 (B.G.)
[Schorsing van de verjaring van de strafvordering]
Cass. (2e k.) AR P.17.1167.N, 5 december 2017 (O.S.)
Cass. (2e ch.) RG P.17.0692.F, 24 janvier 2018 (S.R.)
[Verzoek tot voorlopige invrijheidstelling in afwachting van uitlevering]
[Taalgebruik in strafzaken]
Cass. (2e k.) AR P.18.0040.N, 15 mei 2018 (S.M. / A.A., A.L., Y.A.A., e.a.; N.S. / S.M., K.V., M.L., e.a.)
Cass. (2e k.) AR P.18.0097.N, 22 mei 2018 (P.L.M.B.)
[Herkwalificatie – Recht van verdediging]
[Verval hoger beroep bij niet-ondertekening grievenformulier]
Cass. (2e k.) AR P.18.0430.N, 29 mei 2018 (Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Antwerpen / J.D.H.)
[Geen excessief formalisme bij de beoordeling van de verklaring van hoger beroep en het grievenformulier]
EHRM (5e afd.) nr. 28798/13, 24 mei 2018 (Laurent / Frankrijk)
EHRM (4e afd.) nr. 21786/15, 26 juni 2018 (Lakatos / Hongarije)
Het ne-bis-in-idembeginsel en eenheid van opzet: een goed huwelijk?
Cass. (2e k.) AR P.17.0215.F, 11 oktober 2017 (B.G.)
[Schorsing van de verjaring van de strafvordering]
Cass. (2e k.) AR P.17.1167.N, 5 december 2017 (O.S.)
Cass. (2e ch.) RG P.17.0692.F, 24 janvier 2018 (S.R.)
[Verzoek tot voorlopige invrijheidstelling in afwachting van uitlevering]
[Taalgebruik in strafzaken]
Cass. (2e k.) AR P.18.0040.N, 15 mei 2018 (S.M. / A.A., A.L., Y.A.A., e.a.; N.S. / S.M., K.V., M.L., e.a.)
Cass. (2e k.) AR P.18.0097.N, 22 mei 2018 (P.L.M.B.)
[Herkwalificatie – Recht van verdediging]
[Verval hoger beroep bij niet-ondertekening grievenformulier]
Cass. (2e k.) AR P.18.0430.N, 29 mei 2018 (Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Antwerpen / J.D.H.)
[Geen excessief formalisme bij de beoordeling van de verklaring van hoger beroep en het grievenformulier]
EHRM (5e afd.) nr. 28798/13, 24 mei 2018 (Laurent / Frankrijk)
EHRM (4e afd.) nr. 21786/15, 26 juni 2018 (Lakatos / Hongarije)
Jaar
2018
Volume
2018
Nummer
4
Pagina
294
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Europees Hof voor de Rechten van de Mens - Cour Européenne des Droits de l’Homme, 24/05/2018
Referentie
“EHRM (5e afd.) nr. 28798/13, 24 mei 2018 (Laurent / Frankrijk)”, TSTRAFRECHT 2018, nr. 4, 294-295
Samenvatting
Samenvatting 1 De onderschepping, door een politieagent, van de door de verzoeker, advocaat, opgestelde nota’s, die hij heeft overhandigd aan zijn cliënten, vormt een inmenging in het recht op de eerbiediging van de briefwisseling tussen een advocaat en zijn cliënten. De inmenging streefde de legitieme doelstellingen na van preventie van strafbare feiten en van verdediging van de orde. De cliënten van de verzoeker waren op het ogenblik van de inmenging beroofd van hun vrijheid en onder toezicht van een politie-escorte. Elke controle van hun uitwisselingen kan dus niet worden uitgesloten, maar deze zou enkel mogen gebeuren indien er aannemelijke redenen zijn om te denken dat er een ongeoorloofd element in voorkomt. Het hoofd van de escorte zou hebben gehandeld met het doel elke gevaarlijke of onwettige daad te voorkomen. De regering brengt echter geen enkele reden aan die de controle van de papieren kan rechtvaardigen en zij beweert niet dat deze bijzondere verdenkingen hadden kunnen veroorzaken. Bovendien heeft de verzoeker, in zijn hoedanigheid van advocaat, de in het geding zijnde papieren opgesteld en aan zijn cliënten overhandigd voor het oog van het hoofd van de escorte, zonder dat hij trachtte zijn handeling te verbergen. Bij ontstentenis van enige verdenking van een onrechtmatige daad kan de onderschepping van de betrokken papieren dus niet worden gerechtvaardigd. Ook de inhoud van de door de politieagent onderschepte documenten is van weinig belang aangezien, ongeacht het doel ervan, de briefwisseling tussen een advocaat en zijn cliënt betrekking heeft op onderwerpen van vertrouwelijke en private aard. In alle stadia van de procedure hebben de interne gerechten geoordeeld dat hoewel de in het geding zijnde feiten geen strafvervolging rechtvaardigden, het gedrag van het hoofd van de escorte niettemin een schending uitmaakte van het beginsel van de vrije communicatie van een advocaat met zijn cliënt. Zo beantwoordden de onderschepping en de opening van de briefwisseling van de verzoeker, in zijn hoedanigheid van advocaat, met zijn cliënten aan geen enkele dringende maatschappelijke behoefte en waren ze dus niet noodzakelijk in een democratische samenleving. Het Hof besluit dus tot de schending van art. 8 EVRM. Het tijdschrift «T.Strafr.» 2018, afl. 4, 294 vermeldt verkeerdelijk 28978/13 als rolnummer van het arrest.
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!