- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 1
- Artikel
- RvS (9e k.) nr. 236.468, 21 november 2016 (Michiel Van Mieghem / Belgische Staat)
Volume 2018 : 1
In memoriam Guido Decoster
Het verbod op het heffen van octrooibelastingen: de casus van belastingen op groeven
Het Vlaams Onteigeningsdecreet. Vloek of zegen voor lokale besturen?
RvS (10e k.) nr. 238.691, 27 juni 2017 (Guy Verbuyst / Gemeente Zelzate)
RvS (10e k.) nr. 237.281, 3 februari 2017 (Magda Blondeel / Provincie Oost-Vlaanderen)
RvS (7e k.) nr. 238.575, 20 juni 2017 (Marc Dieltjens / Deputatie van de Provincie Antwerpen)
RvS (7e k.) nr. 238.576, 20 juni 2017 (Marc Dieltjens / Deputatie van de Provincie Antwerpen)
RvS (7e k.) nr. 238.597, 22 juni 2017 (Eric Van Marsenille, Rita Claessens / Vlaamse Gewest)
RvS (7e k.) nr. 238.776, 6 juli 2017 (Christiaan Stappaerts / Vlaamse Gewest)
RvS (9e k.) nr. 236.468, 21 november 2016 (Michiel Van Mieghem / Belgische Staat)
Gevolgen van de schending van de redelijketermijneis in strafzaken voor de tuchtoverheid
RvS (14e k.) nr. 237.523, 28 februari 2017 (Isabel de Meester / Politiezone 5459 Spoorkin)
RvS (14e k.) nr. 237.980, 20 april 2017 (Werner Vlaeminck / Politiezone 5419 Schelde-Leie)
RvS (14e k.) nr. 238.712, 29 juni 2017 (X. / Belgische staat)
RvS (14e k.) nr. 239.322, 9 oktober 2017 (Peter Duwijn / Politiezone 5429 Zottegem-Herzele-Sint-Lievens-Houtem)
RvS (14e k.) nr. 239.323, 9 oktober 2017 (Peter Duwijn / Politiezone 5429 Zottegem-Herzele-Sint-Lievens-Houtem)
In memoriam Guido Decoster
Het verbod op het heffen van octrooibelastingen: de casus van belastingen op groeven
Het Vlaams Onteigeningsdecreet. Vloek of zegen voor lokale besturen?
RvS (10e k.) nr. 238.691, 27 juni 2017 (Guy Verbuyst / Gemeente Zelzate)
RvS (10e k.) nr. 237.281, 3 februari 2017 (Magda Blondeel / Provincie Oost-Vlaanderen)
RvS (7e k.) nr. 238.575, 20 juni 2017 (Marc Dieltjens / Deputatie van de Provincie Antwerpen)
RvS (7e k.) nr. 238.576, 20 juni 2017 (Marc Dieltjens / Deputatie van de Provincie Antwerpen)
RvS (7e k.) nr. 238.597, 22 juni 2017 (Eric Van Marsenille, Rita Claessens / Vlaamse Gewest)
RvS (7e k.) nr. 238.776, 6 juli 2017 (Christiaan Stappaerts / Vlaamse Gewest)
RvS (9e k.) nr. 236.468, 21 november 2016 (Michiel Van Mieghem / Belgische Staat)
Gevolgen van de schending van de redelijketermijneis in strafzaken voor de tuchtoverheid
RvS (14e k.) nr. 237.523, 28 februari 2017 (Isabel de Meester / Politiezone 5459 Spoorkin)
RvS (14e k.) nr. 237.980, 20 april 2017 (Werner Vlaeminck / Politiezone 5419 Schelde-Leie)
RvS (14e k.) nr. 238.712, 29 juni 2017 (X. / Belgische staat)
RvS (14e k.) nr. 239.322, 9 oktober 2017 (Peter Duwijn / Politiezone 5429 Zottegem-Herzele-Sint-Lievens-Houtem)
RvS (14e k.) nr. 239.323, 9 oktober 2017 (Peter Duwijn / Politiezone 5429 Zottegem-Herzele-Sint-Lievens-Houtem)
Jaar
2018
Volume
2018
Nummer
1
Pagina
52
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Raad van State - Conseil d’Etat, 21/11/2016
Referentie
A. COOLSAET, “RvS (9e k.) nr. 236.468, 21 november 2016 (Michiel Van Mieghem / Belgische Staat)”, TVGEM 2018, nr. 1, 52-54
Samenvatting
Samenvatting 1 In de voorliggende zaak – zijnde een tuchtprocedure van een ambtenaar – moet de periode voor de berekening van de redelijke termijn zoals bedoeld in art. 6, lid 1 EVRM geacht worden te zijn beginnen lopen vanaf het ogenblik dat verzoeker door zijn dienstchef op de hoogte is gebracht van de hem ten laste gelegde feiten, daarover is verhoord en hiervan een schriftelijk verslag is opgesteld. Ze moet worden geacht te zijn beëindigd op de dag waarop de beslissing van de voorzitter van het directiecomité van de FOD Financiën, waarbij aan verzoeker de tuchtstraf van het ontslag van ambtswege is opgelegd, ter kennis is gebracht van verzoeker. De totale duur van de tuchtprocedure bedraagt daardoor in casu iets meer dan twaalf jaar. Deze duurtijd is gegeven de relevante omstandigheden in casu, onredelijk lang. De redelijke termijn is dan ook overschreden. Uit niets blijkt evenwel dat de tuchtoverheid, anders dan de strafrechter, bij haar uitspraak rekening heeft gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. Samenvatting 2 Daar een definitieve strafrechtelijk uitspraak gezag van gewijsde erga omnes heeft, is eenieder – dus ook de tuchtoverheid – gebonden door de vaststelling van de strafrechter inzake het bewezen zijn van de feiten en de schuldbekwaamheid van de betrokkene. Voor het bestaan van de feiten mag de tuchtoverheid verwijzen naar de strafrechtelijke uitspraak. Zij moet geen eigen onderzoek voeren. De tuchtoverheid is niet gebonden door het oordeel van de strafrechter met betrekking tot de opgelegde straf en de modaliteiten ervan. Het feit dat de strafrechter de betrokkene enkel bij eenvoudige schuldigverklaring heeft veroordeeld, belet de tuchtoverheid niet de straf op te leggen die zij gepast acht. Samenvatting 3 De tuchtoverheid is in beginsel enkel gebonden door de strafrechtelijke uitspraak voor wat het bestaan van de feiten betreft. Zij is daarentegen niet gebonden door de wijze waarop de strafrechter de gedragingen van de betrokkene heeft beoordeeld naar aanleiding van de jegens hem vastgestelde feiten en door de beslissing van de strafrechter met betrekking tot de opgelegde straf en de modaliteiten ervan. Het enkele gegeven dat de strafrechter heeft geoordeeld dat het aangewezen is om verzoeker bij eenvoudige schuldigverklaring te veroordelen, verhindert de tuchtoverheid niet om in voorkomend geval toch nog een tuchtstraf op te leggen voor diezelfde feiten die zij, gelet op de finaliteit van de tuchtvordering, het meest gepast acht. Zij is daarbij alleen door de grenzen van de redelijkheid gebonden. Eens de tuchtoverheid een tuchtfeit voor bewezen mag houden, beschikt zij immers over een ruime appreciatiebevoegdheid bij het bepalen van de aard en de zwaarte van de tuchtstraf. Wanneer de tuchtoverheid er dan voor opteert om een zware tuchtstraf op te leggen, moet weliswaar duidelijk blijken waarom zij dit heeft gedaan. Samenvatting 4 Volgens artikel 6, lid 1, EVRM heeft iedereen er recht op dat zijn zaak binnen een redelijke termijn wordt behandeld door een onafhankelijke en onpartijdige instantie die zal beslissen over betwistingen inzake rechten en plichten van burgerlijke aard. Sinds het arrest EHRM (Grote Kamer) nr. 63235/00, 19 april 2007 (Vilho Eskelinen e.a. / Finland), gaat het EHRM uit van het vermoeden dat artikel 6, lid 1, EVRM van toepassing is op geschillen die rijzen tussen een ambtenaar en zijn tewerkstellende overheid, ongeacht de wijze van tewerkstelling. Bijgevolg is artikel 6, lid 1, EVRM ook van toepassing op tuchtprocedures die tegen ambtenaren worden gevoerd. Om het vermoeden te weerleggen dat artikel 6, lid 1, EVRM ook van toepassing is in ambtenarengeschillen, moet volgens de rechtspraak van het EHRM aan twee cumulatieve voorwaarden zijn voldaan. Ten eerste moet het interne recht uitdrukkelijk het geschil hebben onttrokken aan de rechterlijke controle. Ten tweede moet deze uitsluiting berusten op objectieve grondslagen die kaderen in de uitoefening van het belang van de staat. Het moet dus gaan om geschillen die betrekking hebben op de bijzondere loyaliteits- en vertrouwensband tussen de betrokken ambtenaar en de overheid. Het valt echter aan de staat toe om aan te tonen dat aan deze uitzonderingsvoorwaarden is voldaan. Te dezen beroept de verwerende partij zich niet op de voornoemde uitzonderingsvoorwaarden. Bijgevolg mag ervan worden uitgegaan dat artikel 6, lid 1, EVRM van toepassing is op de tegen verzoeker gevoerde tuchtprocedure, die heeft geleid tot zijn ontslag bij tuchtmaatregel.
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!