Volume 2014 : 6
Begrotingsadvies van het Rekenhof, wat doet de federale overheid ermee?
Cirkelgesprekken en ruimtelijke ordening
[Kroniek] Rechtspositie overheidspersoneel
RvS (9e k.) nr. 226.018, 10 januari 2014
RvS (7e k.) nr. 225.476, 14 november 2013
RvS (7e k.) nr. 225.484, 14 november 2013
RvS (12e k.) nr. 225.594, 26 november 2013
RvS (10e k.) nr. 225.315, 4 november 2013
RvS (9e k.) nr. 225.507, 18 november 2013
RvS (9e k.) nr. 225.511, 18 november 2013
RvS (9e k.) nr. 225.585, 25 november 2013
RvS (12e k.) nr. 224.797, 24 september 2013
RvS (14e k.) nr. 225.468, 13 november 2013
RvS (9e k.) nr. 225.583, 25 november 2013
RvS (12e k.) nr. 225.595, 26 november 2013
RvS (12e k.) nr. 225.670, 3 december 2013
RvS (10e k.) nr. 225.666, 2 december 2013
RvS (9e k.) nr. 225.909, 19 december 2013
RvS (10e k.) nr. 226.085, 15 januari 2014
RvS (7e k.) nr. 226.489, 20 februari 2014
RvS (10e k.) nr. 225.678, 3 december 2013
RvS (14e k.) nr. 225.353, 6 november 2013
RvS (14e k.) nr. 225.632, 28 november 2013
[Adviezen] Afdeling Wetgeving van de Raad van State
Begrotingsadvies van het Rekenhof, wat doet de federale overheid ermee?
Cirkelgesprekken en ruimtelijke ordening
[Kroniek] Rechtspositie overheidspersoneel
RvS (9e k.) nr. 226.018, 10 januari 2014
RvS (7e k.) nr. 225.476, 14 november 2013
RvS (7e k.) nr. 225.484, 14 november 2013
RvS (12e k.) nr. 225.594, 26 november 2013
RvS (10e k.) nr. 225.315, 4 november 2013
RvS (9e k.) nr. 225.507, 18 november 2013
RvS (9e k.) nr. 225.511, 18 november 2013
RvS (9e k.) nr. 225.585, 25 november 2013
RvS (12e k.) nr. 224.797, 24 september 2013
RvS (14e k.) nr. 225.468, 13 november 2013
RvS (9e k.) nr. 225.583, 25 november 2013
RvS (12e k.) nr. 225.595, 26 november 2013
RvS (12e k.) nr. 225.670, 3 december 2013
RvS (10e k.) nr. 225.666, 2 december 2013
RvS (9e k.) nr. 225.909, 19 december 2013
RvS (10e k.) nr. 226.085, 15 januari 2014
RvS (7e k.) nr. 226.489, 20 februari 2014
RvS (10e k.) nr. 225.678, 3 december 2013
RvS (14e k.) nr. 225.353, 6 november 2013
RvS (14e k.) nr. 225.632, 28 november 2013
[Adviezen] Afdeling Wetgeving van de Raad van State
Année
2014
Volume
2014
Numéro
6
Page
406
Langue
Néerlandais
Juridiction
Raad van State - Conseil d’Etat, 19/12/2013
Référence
“RvS (9e k.) nr. 225.909, 19 december 2013”, TBP 2014, nr. 6, 406-407
Résumé
Samenvatting 1 De ambtenaar van het openbaar ministerie heeft de hoedanigheid van magistraat en neemt in die hoedanigheid deel aan de rechtsbedeling, wat hem fundamenteel onderscheidt van de ambtenaren. Hij oefent een gerechtelijk ambt uit en werkt mee aan de uitoefening van de rechterlijke macht. Het openbaar ministerie is dan ook een gerechtelijke overheid en geen bestuursoverheid. De handelingen waarbij de leden van het openbaar ministerie hun medewerking verlenen aan de uitoefening van de rechterlijke macht kunnen niet als handelingen van een administratieve overheid worden beschouwd. Nu de procureur-generaal bij het hof van beroep een gerechtelijke overheid is en geen administratieve overheid en de procureurs-generaal bij de hoven van beroep samen het college van procureurs-generaal vormen, dient te worden aangenomen dat dit college ook de hoedanigheid heeft van een gerechtelijke overheid. De handelingen die door het college worden gesteld, zijn bijgevolg evenmin handelingen van een administratieve overheid. Samenvatting 2 In artikel 14, § 1 RvS—wet wordt uitdrukkelijk bepaald dat de afdeling Bestuursrechtspraak slechts uitspraak doet over de beroepen tot nietigverklaring van de handelingen van organen van de rechterlijke macht met betrekking tot overheidsopdrachten en leden van hun personeel. De bestreden omzendbrief is geen handeling betreffende een overheidsopdracht. Deze omzendbrief heeft evenmin betrekking op personeel van de organen van de rechterlijke macht, aangezien hiermee enkel het administratief personeel van de parketten en de griffie wordt bedoeld. In zaken waar geen beslissing met betrekking tot overheidsopdrachten of leden van het personeel in het geding is, zoals te dezen, volstaat de vaststelling dat het college van procureurs-generaal een gerechtelijke en geen administratieve overheid is, om te besluiten dat de Raad van State onbevoegd is om kennis te nemen van het beroep tot nietigverklaring van de omzendbrief in zoverre deze uitgaat van het college van procureursgeneraal. De bestreden omzendbrief is echter een gemeenschappelijke omzendbrief die niet enkel uitgaat van het college van procureurs-generaal, maar ook van de minister van Justitie. Die laatste behoort niet tot de rechterlijke macht maar tot de uitvoerende macht. De handelingen die door de minister van Justitie worden gesteld, zijn in beginsel dan ook handelingen die uitgaan van een administratieve overheid. Wanneer evenwel de minister van Justitie haar medewerking verleent aan de vordering van de rechterlijke macht of gebruik maakt van bepaalde prerogatieven die de wet haar heeft toegekend om tussen te komen bij de gerechtelijke overheden of om deze laatsten te sturen, dan handelt zij niet als een administratieve overheid en ontsnappen deze handelingen aan de bevoegdheid van de Raad van State. Samenvatting 3 Wanneer de minister van Justitie op grond van artikel 143quater Ger.W., na advies van het college van procureurs- generaal, richtlijnen van strafrechtelijk beleid, inclusief die van het opsporings- en vervolgingsbeleid, vastlegt die bindend zijn voor de leden van het openbaar ministerie, verleent zij haar medewerking aan de uitoefening van de rechterlijke macht. Dergelijke richtlijnen kunnen niet ontvankelijk voor de Raad van State worden bestreden. Bijgevolg moet worden vastgesteld dat de Raad van State volgens de vigerende wetgeving niet bevoegd is om van het voorliggende beroep tot nietigverklaring kennis te nemen. Samenvatting 4 Wanneer een omzendbrief wordt aangenomen door het college van procureurs-generaal bij de hoven van beroep en de minister van Justitie met toepassing van, respectievelijk, artikel 143bis en artikel 143quater Ger.W., treedt het college van procureurs-generaal bij de hoven van beroep op als gerechtelijke overheid en verleent de minister van Justitie haar medewerking aan de uitoefening van de rechterlijke macht. Wanneer de minister van Justitie in andere gevallen een omzendbrief aanneemt, treedt zij in beginsel op als administratieve overheid. In dat verband stelt de Raad van State vast dat de beide door verzoeker bedoelde gevallen klaarblijkelijk niet vergelijkbaar zijn. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet worden dan ook klaarblijkelijk niet geschonden.
Cher visiteur,
Cette page est resevée aux menbres de Jurisquare.
Veuillez vous connecter en cliquant sur le bouton 'Log in' ci-dessous, ou demander sans engagement une offre personnalisée en cliquant sur le bouton 'Abonner'. A partir de € 422,57(hors TVA) par an vous devenez déjà membre de Jurisquare et pouvez déjà accéder à la plus grande bibliothèque juridique digitale de Belgique!