- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 5
- Artikel
- Grondwettelijk Hof nr. 108/2013, 18 juli 2013
Volume 2013 : 5
Natura 2000 in het Waalse Gewest: de stedenbouwkundige, milieurechtelijke en fiscale implicaties
HvJ (5e k.) nr. C-533/11, 17 oktober 2013 (Commissie / België)
Grondwettelijk Hof nr. 94/2013, 9 juli 2013
Grondwettelijk Hof nr. 114/2013, 31 juli 2013
RvS (7e k.) nr. 219.147, 3 mei 2012
De aanvechtbaarheid van een planologisch attest
RvS (7e k.) nr. 220.157, 3 juli 2012
RvS (7e k.) nr. 221.639, 6 december 2012
RvS (7e k.) nr. 223.044, 28 maart 2013
RvS (7e k.) nr. 223.208, 18 april 2013
Antwerpen 11 december 2012
Gent 26 april 2013
Gent 3 mei 2013
[Achtergelaten Krypton-85 meettoestel is een afvalstof. Toerekening misdrijf 'achterlaten van afvalstoffen' aan moedervennootschap
Cour eur. D.H. (Grande chambre) n° 57412/08, 4 octobre 2012 (Chabauty / France)
HvJ (2e k.) nr. C-515/11, 18 juli 2013 (Deutsche Umwelthilfe / Bundesrepublik Deutschland)
Grondwettelijk Hof nr. 98/2013, 9 juli 2013
Grondwettelijk Hof nr. 108/2013, 18 juli 2013
Grondwettelijk Hof nr. 117/2013, 7 augustus 2013
RvS (7e k.) nr. 219.632, 7 juni 2012
RvS (7e k.) nr. 221.377, 13 november 2012
RvS (10e k.) nr. 221.662, 7 december 2012
RvS (10e k.) nr. 221.777, 17 december 2012
RvS (7e k.) nr. 222.217, 24 januari 2013
RvS (7e k.) nr. 222.762, 7 maart 2013
RvS (10e k.) nr. 222.712, 4 maart 2013
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC-13/64-VK, 16 juli 2013
Corr. Gent 21 mei 2013
Natura 2000 in het Waalse Gewest: de stedenbouwkundige, milieurechtelijke en fiscale implicaties
HvJ (5e k.) nr. C-533/11, 17 oktober 2013 (Commissie / België)
Grondwettelijk Hof nr. 94/2013, 9 juli 2013
Grondwettelijk Hof nr. 114/2013, 31 juli 2013
RvS (7e k.) nr. 219.147, 3 mei 2012
De aanvechtbaarheid van een planologisch attest
RvS (7e k.) nr. 220.157, 3 juli 2012
RvS (7e k.) nr. 221.639, 6 december 2012
RvS (7e k.) nr. 223.044, 28 maart 2013
RvS (7e k.) nr. 223.208, 18 april 2013
Antwerpen 11 december 2012
Gent 26 april 2013
Gent 3 mei 2013
[Achtergelaten Krypton-85 meettoestel is een afvalstof. Toerekening misdrijf 'achterlaten van afvalstoffen' aan moedervennootschap
Cour eur. D.H. (Grande chambre) n° 57412/08, 4 octobre 2012 (Chabauty / France)
HvJ (2e k.) nr. C-515/11, 18 juli 2013 (Deutsche Umwelthilfe / Bundesrepublik Deutschland)
Grondwettelijk Hof nr. 98/2013, 9 juli 2013
Grondwettelijk Hof nr. 108/2013, 18 juli 2013
Grondwettelijk Hof nr. 117/2013, 7 augustus 2013
RvS (7e k.) nr. 219.632, 7 juni 2012
RvS (7e k.) nr. 221.377, 13 november 2012
RvS (10e k.) nr. 221.662, 7 december 2012
RvS (10e k.) nr. 221.777, 17 december 2012
RvS (7e k.) nr. 222.217, 24 januari 2013
RvS (7e k.) nr. 222.762, 7 maart 2013
RvS (10e k.) nr. 222.712, 4 maart 2013
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC-13/64-VK, 16 juli 2013
Corr. Gent 21 mei 2013
Jaar
2013
Volume
2013
Nummer
5
Pagina
550
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Grondwettelijk Hof - Cour Constitutionnelle - Arbitragehof - Cour d'Arbitrage, 18/07/2013
Referentie
“Grondwettelijk Hof nr. 108/2013, 18 juli 2013”, TMILRE 2013, nr. 5, 550-553
Samenvatting
Samenvatting 1 Het Hof verwerpt het beroep tot vernietiging van art. 46, § 3, 5°, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (hierna: materialendecreet). Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de decreetgever met de bestreden bepaling beoogde «een verduidelijking in te voeren om juridische zekerheid te bieden aan het onderscheid tussen het gebruik van afvalstoffen als vervangingsgrondstof of als brandstof in meeverbrandingsinstallaties gericht op de fabricage van materiële producten». Om die reden heeft hij in het bestreden art. 46, § 3, 5°, vier voorwaarden bepaald waaraan afvalstoffen moeten voldoen om als vervangingsgrondstof te worden beschouwd. Wanneer aan die voorwaarden is voldaan, geldt voor het inzetten in een meeverbrandingsinstallatie van dergelijke afvalstoffen een nultarief. De meeverbranding van andere afvalstoffen die niet aan die vier voorwaarden voldoen, blijft overeenkomstig art. 46, § 1, 17° materialendecreet aan het tarief van 7 euro per ton onderworpen. De verzoekende partijen gaan uit van een verkeerde lezing van de bestreden bepaling, in zoverre zij daaruit afleiden dat de decreetgever een milieuheffing voor het gebruik van afvalstoffen als vervangingsgrondstof zou hebben ingevoerd voor de meeverbranding van afvalstoffen die niet aan de voormelde voorwaarden voldoen. Het middel dat wordt afgeleid uit de schending van de art. 170 en 172 Gw is niet gegrond. Samenvatting 2 Het Hof verwerpt het beroep tot vernietiging van art. 46, § 3, 5°, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (hierna: materialendecreet). Art. 23 Grondwet impliceert inzake de bescherming van het leefmilieu een standstill-verplichting, die eraan in de weg staat dat de bevoegde wetgever het beschermingsniveau dat wordt geboden door de van toepassing zijnde wetgeving in aanzienlijke mate vermindert, zonder dat daarvoor redenen zijn die verband houden met het algemeen belang. Bijgevolg dient het Hof na te gaan of de bestreden bepaling, die een nultarief invoert voor het inzetten van afvalstoffen in een meeverbrandingsinstallatie, wanneer aan de daarin gestelde voorwaarden is voldaan, bestaanbaar is met art. 23 Grondwet. De decreetgever beoogde met de bestreden bepaling het onderscheid tussen het gebruik van afvalstoffen als «vervangingsgrondstof» of als «vervangingsbrandstof» te verduidelijken. Het feit dat de meeverbranding een «nuttige toepassing» uitmaakt, doet geen afbreuk aan het feit dat de meeverbranding een milieubelastende wijze van afvalverwerking is. Door voor de meeverbranding van bepaalde afvalstoffen, namelijk de afvalstoffen die als «vervangingsgrondstof» worden meeverbrand, in een nultarief te voorzien, heeft de decreetgever die wijze van beheer van afvalstoffen willen aanmoedigen, aangezien zij een minder nadelige milieu-impact heeft dan het verbranden of storten ervan. Rekening houdend met de ruime beoordelingsbevoegdheid waarover de decreetgever beschikt bij het bepalen van zijn beleid op het vlak van de bescherming van het leefmilieu, is het niet zonder redelijke verantwoording in een nultarief te voorzien voor het inzetten van afvalstoffen in een meeverbrandingsinstallatie, wanneer aan de in de bestreden bepaling gestelde voorwaarden is voldaan Samenvatting 3 Het Hof verwerpt het beroep tot vernietiging van art. 46, § 3, 5°, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (hierna: materialendecreet). Uit het materialendecreet blijkt dat de decreetgever een onderscheid tussen gevaarlijke en niet-gevaarlijke afvalstoffen heeft gemaakt (onder meer art. 2, 13°, art. 22 en de art. 29 tot 31). Aangezien het verschillende soorten van afvalstoffen betreft, vermocht de decreetgever in een verschillende regeling te voorzien, onder meer op het vlak van de milieuheffingen. Bovendien heeft het meeverbranden van gevaarlijke afvalstoffen een nadeligere milieu-impact dan het meeverbranden van niet-gevaarlijke afvalstoffen. De bestreden bepaling is bijgevolg niet onbestaanbaar met de art. 10 en 11 Grondwet, in zoverre zij enkel voor het meeverbranden van niet-gevaarlijke afvalstoffen in een nultarief voorziet.
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!