- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 5
- Artikel
- Grondwettelijk Hof nr. 94/2013, 9 juli 2013
Volume 2013 : 5
Natura 2000 in het Waalse Gewest: de stedenbouwkundige, milieurechtelijke en fiscale implicaties
HvJ (5e k.) nr. C-533/11, 17 oktober 2013 (Commissie / België)
Grondwettelijk Hof nr. 94/2013, 9 juli 2013
Grondwettelijk Hof nr. 114/2013, 31 juli 2013
RvS (7e k.) nr. 219.147, 3 mei 2012
De aanvechtbaarheid van een planologisch attest
RvS (7e k.) nr. 220.157, 3 juli 2012
RvS (7e k.) nr. 221.639, 6 december 2012
RvS (7e k.) nr. 223.044, 28 maart 2013
RvS (7e k.) nr. 223.208, 18 april 2013
Antwerpen 11 december 2012
Gent 26 april 2013
Gent 3 mei 2013
[Achtergelaten Krypton-85 meettoestel is een afvalstof. Toerekening misdrijf 'achterlaten van afvalstoffen' aan moedervennootschap
Cour eur. D.H. (Grande chambre) n° 57412/08, 4 octobre 2012 (Chabauty / France)
HvJ (2e k.) nr. C-515/11, 18 juli 2013 (Deutsche Umwelthilfe / Bundesrepublik Deutschland)
Grondwettelijk Hof nr. 98/2013, 9 juli 2013
Grondwettelijk Hof nr. 108/2013, 18 juli 2013
Grondwettelijk Hof nr. 117/2013, 7 augustus 2013
RvS (7e k.) nr. 219.632, 7 juni 2012
RvS (7e k.) nr. 221.377, 13 november 2012
RvS (10e k.) nr. 221.662, 7 december 2012
RvS (10e k.) nr. 221.777, 17 december 2012
RvS (7e k.) nr. 222.217, 24 januari 2013
RvS (7e k.) nr. 222.762, 7 maart 2013
RvS (10e k.) nr. 222.712, 4 maart 2013
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC-13/64-VK, 16 juli 2013
Corr. Gent 21 mei 2013
Natura 2000 in het Waalse Gewest: de stedenbouwkundige, milieurechtelijke en fiscale implicaties
HvJ (5e k.) nr. C-533/11, 17 oktober 2013 (Commissie / België)
Grondwettelijk Hof nr. 94/2013, 9 juli 2013
Grondwettelijk Hof nr. 114/2013, 31 juli 2013
RvS (7e k.) nr. 219.147, 3 mei 2012
De aanvechtbaarheid van een planologisch attest
RvS (7e k.) nr. 220.157, 3 juli 2012
RvS (7e k.) nr. 221.639, 6 december 2012
RvS (7e k.) nr. 223.044, 28 maart 2013
RvS (7e k.) nr. 223.208, 18 april 2013
Antwerpen 11 december 2012
Gent 26 april 2013
Gent 3 mei 2013
[Achtergelaten Krypton-85 meettoestel is een afvalstof. Toerekening misdrijf 'achterlaten van afvalstoffen' aan moedervennootschap
Cour eur. D.H. (Grande chambre) n° 57412/08, 4 octobre 2012 (Chabauty / France)
HvJ (2e k.) nr. C-515/11, 18 juli 2013 (Deutsche Umwelthilfe / Bundesrepublik Deutschland)
Grondwettelijk Hof nr. 98/2013, 9 juli 2013
Grondwettelijk Hof nr. 108/2013, 18 juli 2013
Grondwettelijk Hof nr. 117/2013, 7 augustus 2013
RvS (7e k.) nr. 219.632, 7 juni 2012
RvS (7e k.) nr. 221.377, 13 november 2012
RvS (10e k.) nr. 221.662, 7 december 2012
RvS (10e k.) nr. 221.777, 17 december 2012
RvS (7e k.) nr. 222.217, 24 januari 2013
RvS (7e k.) nr. 222.762, 7 maart 2013
RvS (10e k.) nr. 222.712, 4 maart 2013
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC-13/64-VK, 16 juli 2013
Corr. Gent 21 mei 2013
Jaar
2013
Volume
2013
Nummer
5
Pagina
509
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Grondwettelijk Hof - Cour Constitutionnelle - Arbitragehof - Cour d'Arbitrage, 09/07/2013
Referentie
“Grondwettelijk Hof nr. 94/2013, 9 juli 2013”, TMILRE 2013, nr. 5, 509-513
Samenvatting
Samenvatting 1 De artikelen 4 en 5 van de wet van 22 juli 2009 houdende verplichting tot bijmenging van biobrandstof in de tot verbruik uitgeslagen fossielemotorbrandstoffen zijn verenigbaar met de artikelen 10 en 11 Gw, in samenhang gelezen met de artikelen 3 tot 5 van de richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad. Uit het arrest C-26/11 van het Hof van Justitie van 31 januari 2013 blijkt dat de bestreden bepalingen het vrij verkeer van brandstoffen bedoeld in artikel 5 van de richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 beperken, maar dat die beperking haar rechtvaardiging vindt in de verplichtingen die aan de lidstaten worden opgelegd door de richtlijn 2003/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 mei 2003 ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen in het vervoer en door de richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG. Samenvatting 2 De artikelen 4 en 5 van de wet van 22 juli 2009 houdende verplichting tot bijmenging van biobrandstof in de tot verbruik uitgeslagen fossielemotorbrandstoffen zijn bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de vrijheid van handel en nijverheid. De vrijheid van handel en nijverheid kan niet worden opgevat als een absolute vrijheid. In zeer veel gevallen zal een wetskrachtige norm de handelingsvrijheid van de betrokken personen of ondernemingen beperken en daardoor noodzakelijkerwijze een weerslag hebben op de vrijheid van handel en nijverheid. De wetgever zou de vrijheid van handel en nijverheid slechts schenden, indien hij die vrijheid zou beperken zonder dat daartoe enige noodzaak bestaat of indien die beperking totaal onevenredig zou zijn met het nagestreefde doel of aan dat beginsel op zodanige wijze afbreuk zou doen dat de economische unie en monetaire eenheid erdoor in het gedrang komt. De bestreden bepalingen verplichten de geregistreerde aardoliemaatschappijen die benzineproducten en/of dieselproducten uitslaan tot verbruik, om een aanzienlijk deel van de brandstof die zij in de handel brengen, met biobrandstoffen te mengen. Aldus wordt het in de handel brengen van brandstoffen minder aantrekkelijk, aangezien aan het nakomen van de verplichting tot bijmenging, die een verplichting tot het aankopen van biobrandstoffen impliceert, kosten en bijkomende risico’s verbonden kunnen zijn. De bestreden bepalingen beperken aldus de vrijheid van handel en nijverheid. Die beperking is evenwel ingegeven door dezelfde overwegingen van milieubescherming die ten grondslag liggen aan de richtlijn 2009/28/EG van 23 april 2009 van het Europees Parlement en de Raad ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG, die in het bijzonder beoogt de broeikasgasemissies te doen dalen en de druk op de wereldwijde olievoorraden te verminderen. Bovendien blijkt uit het arrest C-26/11 van het Hof van Justitie van 31 januari 2013 dat de bestreden bepalingen bijdragen tot de uitvoering van verplichtingen die door die richtlijn aan de lidstaten worden opgelegd. De verzoekende partijen tonen niet aan dat het technisch overdreven moeilijk zou zijn om aan de verplichtingen die uit de bestreden bepalingen voortvloeien, te voldoen. Zij tonen evenmin aan dat de bestreden bepalingen hun een onevenredige financiële last zouden opleggen. Bovendien creëert de in het geding zijnde maatregel geen discriminatie op grond van de nationaliteit van de producenten, daar alle petroleummaatschappijen aan dezelfde nationale en Europese normen zijn onderworpen.
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!