CEDH (5e sec.) 23 juin 2022, Req. n° 28000/19

Zoek in bibliotheek

Zoek naar boeken en tijdschriften in de bibliotheek.

Zoek in full text

Zoek naar specifieke inhoud op basis van zoektermen en filters.

Full text
Tijdschrift
Nummer 1
Artikel
CEDH (5e sec.) 23 juin 2022, Req. n° 28000/19

Jaar 2023 Volume 2023 Nummer 1 Pagina 81 Taal Nederlands Rechtscollege Europees Hof voor de Rechten van de Mens - Cour Européenne des Droits de l’Homme, 23/06/2022 Referentie “CEDH (5e sec.) 23 juin 2022, Req. n° 28000/19”, AM 2023, nr. 1, 81-82 Samenvatting Wat de voorspelbaarheid van de wet betreft, wijst het Hof erop dat het onmogelijk is om absolute precisie te bereiken bij het opstellen van wetten, met name met betrekking tot onderwerpen waarbij de situatie verandert naargelang de in de samenleving heersende opvattingen. Daarom moet starheid worden vermeden, zodat de teksten kunnen worden aangepast aan de gewijzigde omstandigheden, en moeten bijgevolg min of meer vage formules worden aanvaard waarvan de interpretatie en de toepassing afhangen van de praktijk. In casu wordt het begrip “verheerlijking” of “apologie” in het Franse recht aldus uitgelegd dat de verzoekende partij redelijkerwijs kon voorzien dat zijn in het kader van een journalistiek interview publiekelijk gedane lovende uitlatingen over de daders van de terroristische aanslagen tot strafrechtelijk aansprakelijkheid kunnen leiden. Wat de noodzaak in een democratische samenleving betreft, is het Hof van oordeel dat de kwesties die in het op de radio en op het internet uitgezonden journalistieke interview werden besproken, werden behandeld in het kader van een debat van openbaar belang. Het Hof benadrukt dat de verzoeker, die een zekere mediabekendheid genoot, uitgenodigd was als voormalig lid van een terroristische organisatie. Het Hof erkent dat de uitzending van het interview, dat indirect tot geweld aanzettende verklaringen bevat, een groot publiek kan bereiken in een context waarin de terroristische dreiging in Frankrijk nog steeds groot is. Hoewel het Hof van oordeel is dat de door de nationale rechtbanken aangevoerde redenen om verzoeker te veroordelen, gebaseerd op de strijd tegen de verheerlijking van terrorisme en rekening houdend met zijn persoonlijkheid, in casu relevant en voldoende zijn om de inmenging in verzoekers recht op vrijheid van meningsuiting te rechtvaardigen, concludeert het ten slotte dat de aard en de zwaarte van de opgelegde straffen, waaronder een vrijheidsstraf, niet in verhouding staan tot het nagestreefde legitieme doel.

Geachte bezoeker

Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.

Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!

Inloggen Registreren