- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 9
- Artikel
- RvS (12e k.) nr. 218.844, 10 april 2012
Volume 2013 : 9
De gedwongen tussenkomst voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Het concept menselijke waardigheid als motor voor de verdere ontwikkeling van recht en rechtspraktijk
HvJ (Grote Kamer) nr. C-399/11, 26 februari 2013 (Melloni / Ministerio Fiscal)
HvJ (Grote Kamer) nr. C-617/10, 26 februari 2013 (Aklagaren / Akerberg Fransson)
RvS (7e k.) nr. 218.877, 12 april 2012
RvS (9e k.) nr. 221.734, 13 december 2012
RvS (9e k.) nr. 221.770, 17 december 2012
RvS (alg. verg.) nr. 222.142, 18 januari 2013
RvS (9e k.) nr. 222.363, 4 februari 2013
RvS (14e k.) nr. 220.489, 29 augustus 2012
RvS (9e k.) nr. 220.878, 4 oktober 2012
RvS (9e k.) nr. 221.783, 18 december 2012
RvS (12e k.) nr. 221.876, 20 december 2012
RvS (alg. verg.) nr. 222.357, 1 februari 2013
RvS (12e k.) nr. 218.844, 10 april 2012
RvS (10e k.) nr. 220.536, 10 september 2012
RvS (9e k.) nr. 220.609, 17 september 2012
RvS (9e k.) nr. 220.777, 27 september 2012
RvS (9e k.) nr. 220.696, 24 september 2012
RvS (10e k.) nr. 220.545, 10 september 2012
[Adviezen] Afdeling Wetgeving van de Raad van State
De gedwongen tussenkomst voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Het concept menselijke waardigheid als motor voor de verdere ontwikkeling van recht en rechtspraktijk
HvJ (Grote Kamer) nr. C-399/11, 26 februari 2013 (Melloni / Ministerio Fiscal)
HvJ (Grote Kamer) nr. C-617/10, 26 februari 2013 (Aklagaren / Akerberg Fransson)
RvS (7e k.) nr. 218.877, 12 april 2012
RvS (9e k.) nr. 221.734, 13 december 2012
RvS (9e k.) nr. 221.770, 17 december 2012
RvS (alg. verg.) nr. 222.142, 18 januari 2013
RvS (9e k.) nr. 222.363, 4 februari 2013
RvS (14e k.) nr. 220.489, 29 augustus 2012
RvS (9e k.) nr. 220.878, 4 oktober 2012
RvS (9e k.) nr. 221.783, 18 december 2012
RvS (12e k.) nr. 221.876, 20 december 2012
RvS (alg. verg.) nr. 222.357, 1 februari 2013
RvS (12e k.) nr. 218.844, 10 april 2012
RvS (10e k.) nr. 220.536, 10 september 2012
RvS (9e k.) nr. 220.609, 17 september 2012
RvS (9e k.) nr. 220.777, 27 september 2012
RvS (9e k.) nr. 220.696, 24 september 2012
RvS (10e k.) nr. 220.545, 10 september 2012
[Adviezen] Afdeling Wetgeving van de Raad van State
Jaar
2013
Volume
2013
Nummer
9
Pagina
553
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Raad van State - Conseil d’Etat, 10/04/2012
Referentie
“RvS (12e k.) nr. 218.844, 10 april 2012”, TBP 2013, nr. 9, 553
Samenvatting
Samenvatting 1 Een bestreden beslissing moet, teneinde te voldoen aan de formele motiveringsplicht die verzoekende partij afleidt uit de artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen, de juridische en feitelijke overwegingen vermelden die aan de beslissing ten grondslag liggen. Die motivering moet afdoende zijn teneinde de belanghebbende in staat te stellen terdege te oordelen of het zin heeft zich tegen de beslissing te verweren met de middelen die het recht hem ter beschikking stelt. In dit verband wordt opgemerkt dat een motivering door verwijzing naar andere stukken een afdoende motivering is indien de inhoud van het stuk waarnaar wordt verwezen aan de bestuurde ter kennis is gebracht, dit stuk zelf afdoende gemotiveerd is, de daarin vervatte voorstellen of adviezen in de uiteindelijke beslissing worden bijgevallen, en er geen tegenstrijdige adviezen zijn. Vastgesteld wordt dat de motivering in de bestreden beslissing op zichzelf niet afdoende is aangezien de kenmerken en relatieve voordelen van de drie eerst gerangschikte inschrijvers ten opzichte van de offerte van verzoekende partij niet nader worden toegelicht. Uit het administratief dossier dat in het kader van onderhavige procedure werd neergelegd, blijkt weliswaar dat voorafgaand aan deze beslissing een tussentijds verslag werd opgesteld, waarin de offertes werden getoetst aan de gunningscriteria en vervolgens een voorlopige rangschikking werd opgesteld. De beslissing verwijst echter niet naar dit verslag. Bovendien werd dit verslag niet vóór het indienen van het verzoekschrift aan verzoekende partij meegedeeld. Het feit dat verzoekende partij inmiddels van dit verslag heeft kunnen kennisnemen aangezien dit deel uitmaakt van het administratief dossier, lijkt verzoekende partij haar belang bij dit onderdeel van het middel niet te ontnemen. Het hiervoor beschreven doel van de formele-motiveringsplicht lijkt immers uit te sluiten dat verzoekende partij vrede zou moeten nemen met een mededeling van de motieven nadat zij een rechtsmiddel – inzonderheid een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid – heeft aangewend. Voorts heeft deze niet-tijdige mededeling onder meer tot gevolg dat verzoekende partij binnen de huidige procedure alleen nog ter terechtzitting middelen tegen de ontvangen motivering kan formuleren, voor zover dit al toelaatbaar is in het kader van een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid. Dit brengt de wapengelijkheid onder de partijen in het gedrang en bemoeilijkt een diligent onderzoek van de zaak door het Auditoraat en de Raad, inzonderheid gelet op de strikte procedurele regels waaraan de wetgever de procedure van de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid inzake overheidsopdrachten heeft onderworpen.
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!