- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 1
- Artikel
- RvS (10e k.) nr. 224.119, 26 juni 2013
Volume 2014 : 1
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur en behoorlijk burgerschap bij het formele onderzoek van de voorstellen bij overheidsopdrachten
Actieve rechtsvorming door het Grondwettelijk Hof. Waar ligt de grens?
RvS (10e k.) nr. 223.408, 7 mei 2013
RvS (9e k.) nr. 223.742, 5 juni 2013
RvS (7e k.) nr. 223.483, 16 mei 2013
RvS (7e k.) nr. 223.641, 30 mei 2013
RvS (9e k.) nr. 221.458, 22 november 2012
RvS (7e k.) nr. 221.286, 8 november 2012
RvS (7e k.) nr. 221.376, 13 november 2012
RvS (7e k.) nr. 223.860, 13 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 222.266, 28 januari 2013
RvS (9e k.) nr. 224.064, 25 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 223.931, 17 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 223.490, 16 mei 2013
RvS (10e k.) nr. 222.610, 25 februari 2013
RvS (9e k.) nr. 224.014, 21 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 224.038, 25 juni 2013
RvS (10e k.) nr. 224.119, 26 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 224.066, 25 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 222.262, 28 januari 2013
[Adviezen] Afdeling Wetgeving van de Raad van State
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur en behoorlijk burgerschap bij het formele onderzoek van de voorstellen bij overheidsopdrachten
Actieve rechtsvorming door het Grondwettelijk Hof. Waar ligt de grens?
RvS (10e k.) nr. 223.408, 7 mei 2013
RvS (9e k.) nr. 223.742, 5 juni 2013
RvS (7e k.) nr. 223.483, 16 mei 2013
RvS (7e k.) nr. 223.641, 30 mei 2013
RvS (9e k.) nr. 221.458, 22 november 2012
RvS (7e k.) nr. 221.286, 8 november 2012
RvS (7e k.) nr. 221.376, 13 november 2012
RvS (7e k.) nr. 223.860, 13 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 222.266, 28 januari 2013
RvS (9e k.) nr. 224.064, 25 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 223.931, 17 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 223.490, 16 mei 2013
RvS (10e k.) nr. 222.610, 25 februari 2013
RvS (9e k.) nr. 224.014, 21 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 224.038, 25 juni 2013
RvS (10e k.) nr. 224.119, 26 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 224.066, 25 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 222.262, 28 januari 2013
[Adviezen] Afdeling Wetgeving van de Raad van State
Jaar
2014
Volume
2014
Nummer
1
Pagina
42
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Raad van State - Conseil d’Etat, 26/06/2013
Referentie
“RvS (10e k.) nr. 224.119, 26 juni 2013”, TBP 2014, nr. 1, 42
Samenvatting
Samenvatting 1 Het plan-MER vestigt er uitdrukkelijk de aandacht op dat de inschatting van de effecten van de realisatie van het plangebied op de grondwaterkwantiteit in casu onzeker is en dat er een grondwatermodel zou moeten worden opgesteld om de effecten van verminderde infiltratie en van grondwateronttrekking te beoordelen. Het is de Raad van State onduidelijk hoe, in die omstandigheden, eerste verwerende partij ertoe komt de watertoets voor te stellen als niet hypothetisch. Vastgesteld dat het opstellen van een hydrologisch model op het niveau van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) noodzakelijk is om het schadelijk effect van het beoogde plan met de vereiste zorgvuldigheid te kunnen nagaan, blijkt niet dat de beoordeling van de schadelijke effecten en de milderende maatregelen berust op een voldoende vastgestelde en vaststaande grondslag. Daar komt bij dat waar het plan-MER als milderende maatregel, om een peilverlaging van het grondwater zoveel mogelijk te vermijden, vermeldt dat de grondwateronttrekkingen voor de aanvulling van de bedrijfsbuffers voor bevloeiingswater alleszins op voldoende afstand van de ringgracht van het Fort moeten worden geplaatst of toch zodanig dat het peil niet wordt verlaagd, het finale RUP geen verordenende voorschriften hieromtrent bevat. Samenvatting 2 De voorliggende vordering strekt tot de schorsing van de tenuitvoerleggingvan de bestreden beslissingen, in afwachting van een uitspraak ten gronde. Als zodanig beoogt de vordering alleen in een wachtsituatie te voorzien en is ze juist niét op “finale geschillenbeslechting” gericht. Noch het artikel 14ter, noch het artikel 24, tweede lid van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, doen ter zake in verband met een vordering tot schorsing. Artikel 14ter veronderstelt immers “vernietigde verordeningsbepalingen” en artikel 24, tweede lid, betreft het auditoraatsverslag dat wordt opgesteld over de vordering tot nietigverklaring. Er is derhalve geen reden om op het verzoek van tweede verwerende partij in te gaan of om ten minste een prejudiciële vraag (over de onmogelijkheid voor haar om te vragen dat de Raad van State, bij tussenarrest waarin het door de auditeur gegrond bevonden middel wordt onderzocht, het auditoraat belast met een aanvullend onderzoek van het geheel van de middelen van openbare orde of aangevoerd door de partijen, ongeacht of ze al dan niet tot een ruimere vernietiging aanleiding kunnen geven) aan het Grondwettelijk Hof te stellen.
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!