- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 1
- Artikel
- RvS (9e k.) nr. 224.038, 25 juni 2013
Volume 2014 : 1
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur en behoorlijk burgerschap bij het formele onderzoek van de voorstellen bij overheidsopdrachten
Actieve rechtsvorming door het Grondwettelijk Hof. Waar ligt de grens?
RvS (10e k.) nr. 223.408, 7 mei 2013
RvS (9e k.) nr. 223.742, 5 juni 2013
RvS (7e k.) nr. 223.483, 16 mei 2013
RvS (7e k.) nr. 223.641, 30 mei 2013
RvS (9e k.) nr. 221.458, 22 november 2012
RvS (7e k.) nr. 221.286, 8 november 2012
RvS (7e k.) nr. 221.376, 13 november 2012
RvS (7e k.) nr. 223.860, 13 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 222.266, 28 januari 2013
RvS (9e k.) nr. 224.064, 25 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 223.931, 17 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 223.490, 16 mei 2013
RvS (10e k.) nr. 222.610, 25 februari 2013
RvS (9e k.) nr. 224.014, 21 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 224.038, 25 juni 2013
RvS (10e k.) nr. 224.119, 26 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 224.066, 25 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 222.262, 28 januari 2013
[Adviezen] Afdeling Wetgeving van de Raad van State
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur en behoorlijk burgerschap bij het formele onderzoek van de voorstellen bij overheidsopdrachten
Actieve rechtsvorming door het Grondwettelijk Hof. Waar ligt de grens?
RvS (10e k.) nr. 223.408, 7 mei 2013
RvS (9e k.) nr. 223.742, 5 juni 2013
RvS (7e k.) nr. 223.483, 16 mei 2013
RvS (7e k.) nr. 223.641, 30 mei 2013
RvS (9e k.) nr. 221.458, 22 november 2012
RvS (7e k.) nr. 221.286, 8 november 2012
RvS (7e k.) nr. 221.376, 13 november 2012
RvS (7e k.) nr. 223.860, 13 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 222.266, 28 januari 2013
RvS (9e k.) nr. 224.064, 25 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 223.931, 17 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 223.490, 16 mei 2013
RvS (10e k.) nr. 222.610, 25 februari 2013
RvS (9e k.) nr. 224.014, 21 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 224.038, 25 juni 2013
RvS (10e k.) nr. 224.119, 26 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 224.066, 25 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 222.262, 28 januari 2013
[Adviezen] Afdeling Wetgeving van de Raad van State
Jaar
2014
Volume
2014
Nummer
1
Pagina
41
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Raad van State - Conseil d’Etat, 25/06/2013
Referentie
“RvS (9e k.) nr. 224.038, 25 juni 2013”, TBP 2014, nr. 1, 41-42
Samenvatting
Samenvatting 1 De verzoeker bestrijdt de beslissing waarbij hij niet geslaagd wordt verklaard voor de selectie die een statutaire benoeming mogelijk maakt in de dienst waarin de verzoeker met een dienstaanwijzing was tewerkgesteld. Hij verzet zich ook tegen de beslissing om hem af te houden van de taken waarmee hij was belast omdat die beslissing een verdoken tuchtstraf betreft. Laatstvermelde beslissing bestrijdt hij samen met de beslissing over zijn niet-slagen én in een afzonderlijk ingediend annulatieberoep. Ambtshalve wordt vastgesteld dat van verknochtheid tussen deze beslissingen slechts sprake kan zijn wanneer er een gevaar bestaat dat de rechter in een geding tegenstrijdige standpunten inneemt. Zou het afhouden van de taken zijn noodzakelijke grondslag kunnen vinden in de mislukking en zou het in die zin als een gevolgbeslissing van die mislukking in één en hetzelfde beroep betrokken kunnen worden, dan is in dit geval dat niet de stelling van de verzoeker, aangezien hij zijn verwijdering uit de dienst catalogeert als een verdoken tuchtstraf. Kan het bewijs van een dergelijke verdoken tuchtstraf gevonden worden in een voorafgaande beslissing, dan betekent dit nog niet dat elke onregelmatigheid van de voorafgaande beslissing het bewijs inhoudt van de wil om de betrokkene te straffen. Samenvatting 2 De eerste verwerende partij wijst geen reglementaire bepaling aan die de leden van examencommissies ertoe verplicht zich te onthouden van deelneming aan examenverrichtingen wanneer hiërarchisch of functioneel ondergeschikten deelnemen aan een proef. Dergelijke onthouding betreft dus een discretionaire beslissing van de commissie. Had een reglement bij de verzoeker de verplichting kunnen doen ontstaan om de onregelmatigheid in de procedure reeds aan de examencommissie ter kennis te brengen, dan geldt dit niet in het onderhavige geval, waar de verzoeker persoonlijk een initiatief moest nemen om zijn rechtstreekse meerdere te wraken en hij dat verzoek concreet ten overstaan van de commissie moest onderbouwen, hetgeen hem bij de commissie in een negatief daglicht kon plaatsen en een invloed kon hebben op de wijze waarop zij hem in de proef tegemoet trad. Gelet op de precaire positie van de verzoeker in de examensituatie, wordt aangenomen dat van hem niet kon worden verwacht dat hij zijn rechtstreekse overste als lid van de selectiecommissie wraakte.
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!