- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 1
- Artikel
- RvS (9e k.) nr. 222.266, 28 januari 2013
Volume 2014 : 1
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur en behoorlijk burgerschap bij het formele onderzoek van de voorstellen bij overheidsopdrachten
Actieve rechtsvorming door het Grondwettelijk Hof. Waar ligt de grens?
RvS (10e k.) nr. 223.408, 7 mei 2013
RvS (9e k.) nr. 223.742, 5 juni 2013
RvS (7e k.) nr. 223.483, 16 mei 2013
RvS (7e k.) nr. 223.641, 30 mei 2013
RvS (9e k.) nr. 221.458, 22 november 2012
RvS (7e k.) nr. 221.286, 8 november 2012
RvS (7e k.) nr. 221.376, 13 november 2012
RvS (7e k.) nr. 223.860, 13 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 222.266, 28 januari 2013
RvS (9e k.) nr. 224.064, 25 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 223.931, 17 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 223.490, 16 mei 2013
RvS (10e k.) nr. 222.610, 25 februari 2013
RvS (9e k.) nr. 224.014, 21 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 224.038, 25 juni 2013
RvS (10e k.) nr. 224.119, 26 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 224.066, 25 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 222.262, 28 januari 2013
[Adviezen] Afdeling Wetgeving van de Raad van State
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur en behoorlijk burgerschap bij het formele onderzoek van de voorstellen bij overheidsopdrachten
Actieve rechtsvorming door het Grondwettelijk Hof. Waar ligt de grens?
RvS (10e k.) nr. 223.408, 7 mei 2013
RvS (9e k.) nr. 223.742, 5 juni 2013
RvS (7e k.) nr. 223.483, 16 mei 2013
RvS (7e k.) nr. 223.641, 30 mei 2013
RvS (9e k.) nr. 221.458, 22 november 2012
RvS (7e k.) nr. 221.286, 8 november 2012
RvS (7e k.) nr. 221.376, 13 november 2012
RvS (7e k.) nr. 223.860, 13 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 222.266, 28 januari 2013
RvS (9e k.) nr. 224.064, 25 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 223.931, 17 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 223.490, 16 mei 2013
RvS (10e k.) nr. 222.610, 25 februari 2013
RvS (9e k.) nr. 224.014, 21 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 224.038, 25 juni 2013
RvS (10e k.) nr. 224.119, 26 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 224.066, 25 juni 2013
RvS (9e k.) nr. 222.262, 28 januari 2013
[Adviezen] Afdeling Wetgeving van de Raad van State
Jaar
2014
Volume
2014
Nummer
1
Pagina
37
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Raad van State - Conseil d’Etat, 28/01/2013
Referentie
“RvS (9e k.) nr. 222.266, 28 januari 2013”, TBP 2014, nr. 1, 37-38
Samenvatting
Samenvatting 1 De beschuldiging van subjectieve, persoonlijke partijdigheid van een bestuur of bestuurder kan slechts worden aangenomen indien ze gewettigd voorkomt. Het komt toe aan diegene die zich door een bepaald besluit benadeeld voelt, om aan de hand van concrete en precieze feitelijke gegevens een partijdige opstelling van het bestuur aannemelijk te maken. De omstandigheid dat de verzoeker en een lid van de raad van beroep tegengestelde opvattingen zouden hebben over de toekomst van de Nationale Orde van architecten, impliceert niet dat laatstgenoemde als lid van de raad van beroep niet onpartijdig zou kunnen oordelen over een beroep tegen de verkiezing van de provinciale raad van Vlaams-Brabant, ook al is dat beroep gesteund op de handelwijze van de verzoeker met betrekking tot de ontvangst van de kandidaturen voor die verkiezing. De partijdigheid is derhalve niet bewezen. Samenvatting 2 Volgens artikel 1 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen moet voor de toepassing van deze wet onder bestuurshandeling worden verstaan “de eenzijdige administratieve rechtshandeling met individuele strekking die uitgaat van een bestuur en die beoogt rechtsgevolgen te hebben voor één of meer bestuurden of voor een ander bestuur”. De door deze wet opgelegde formele motiveringsplicht geldt bijgevolg voor rechtshandelingen met individuele strekking, dit wil zeggen rechtshandelingen die in een concreet geval een rechtsregel toepassen op een bepaalde persoon of een bepaalde zaak. De beslissing waarbij de raad van beroep zich uitspreekt over het beroep dat door één of meer kiezers tegen de uitslag van de verkiezing van de leden van de provinciale raad werd ingediend en waarbij die verkiezing geheel of gedeeltelijk nietig wordt verklaard, is een bestuurshandeling in de zin van de voormelde wet. De artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991 verplichten de overheid in de akte de juridische en feitelijke overwegingen op te nemen die aan de beslissing ten grondslag liggen, en dit op een afdoende wijze. Het afdoende karakter van de motivering betekent dat de motivering pertinent moet zijn, dit wil zeggen dat ze duidelijk met de beslissing te maken moet hebben, en dat ze draagkrachtig moet zijn, dit wil zeggen dat de aangehaalde redenen moeten volstaan om de beslissing te dragen. Het bestreden besluit geeft duidelijk de reden aan die de nietigverklaring van de betwiste verkiezing verantwoordt, namelijk het feit dat de door de voorzitter geantidateerde kandidaturen overeenkomstig artikel 6 van het koninklijk besluit van 31 augustus 1963 tot regeling van de toepassing van de wet van 26 juni 1963 tot instelling van een Orde van architecten onontvankelijk waren. De vraag of die vaststelling feitelijk juist is, is een vraag die niet de formele motivering maar wel de materiële motivering van het bestreden besluit betreft.
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!