- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 4
- Artikel
- Grondwettelijk Hof nr. 74/2013, 30 mei 2013 (prejudiciële vraag)
Volume 2013 : 4
Ronde tafel, De ontwikkelingen in de Belgische rechtspraak betreffende de toegang tot de rechter sinds de ratificatie van het Verdrag van Aarhus – Overwegingen voor de toekomst
De vordering tot opheffing van een stakingsbevel prima facie beoordeeld. Of toch niet?
Cass. (1e k.) AR C.10.0669.N, 8 februari 2013 (K.D. / Vlaams Gewest)
Cass. (2e k.) AR P.12.1389.N, 11 juni 2013 (P.P., P.S.L.V. / Gewestelijk Stedenbouwkundig Inspecteur, Milieusteunpunt Huldenberg)
De Eikendael-doctrine moet wijken voor de Aarhusdoctrine
RvS (7e k.) nr. 220.037, 28 juni 2012
RvS (10e k.) nr. 222.251, 25 januari 2013
RvS (10e k.) nr. 222.613, 25 februari 2013
RvS (7e k.) nr. 222.678, 28 februari 2013
RvS (10e k.) nr. 222.715, 4 maart 2013
RvS (10e k.) nr. 223.081, 29 maart 2013
Rb. Gent 17 april 2012
Ord. CJUE (9e ch.) n° C-542/12, 8 mai 2013 (Fidenato)
Grondwettelijk Hof nr. 74/2013, 30 mei 2013 (prejudiciële vraag)
Grondwettelijk Hof nr. 85/2013, 13 juni 2013
Grondwettelijk Hof nr. 91/2013, 13 juni 2013 (prejudiciële vraag)
RvS (7e k.) nr. 222.219, 24 januari 2013
RvS (7e k.) nr. 221.957, 10 januari 2013
RvS (7e k.) nr. 222.337, 31 januari 2013
RvS (10e k.) nr. 222.376, 5 februari 2013
RvS (7e k.) nr. 222.475, 14 februari 2013
RvS (7e k.) nr. 222.500, 14 februari 2013
RvS (7e k.) nr. 223.043, 28 maart 2013
RvS (10e k.) nr. 222.919, 19 maart 2013
RvS (7e k.) nr. 223.045, 28 maart 2013
RvS (10e k.) nr. 223.318, 29 april 2013
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC-13/11-VK, 21 februari 2013
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC-13/17-VK, 7 maart 2013
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC-13/30-VK, 9 april 2013
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC-13/40-VK, 25 april 2013
Raad Vergunningsbetwistingen nr. A/2013/0017, 16 januari 2013
Ronde tafel, De ontwikkelingen in de Belgische rechtspraak betreffende de toegang tot de rechter sinds de ratificatie van het Verdrag van Aarhus – Overwegingen voor de toekomst
De vordering tot opheffing van een stakingsbevel prima facie beoordeeld. Of toch niet?
Cass. (1e k.) AR C.10.0669.N, 8 februari 2013 (K.D. / Vlaams Gewest)
Cass. (2e k.) AR P.12.1389.N, 11 juni 2013 (P.P., P.S.L.V. / Gewestelijk Stedenbouwkundig Inspecteur, Milieusteunpunt Huldenberg)
De Eikendael-doctrine moet wijken voor de Aarhusdoctrine
RvS (7e k.) nr. 220.037, 28 juni 2012
RvS (10e k.) nr. 222.251, 25 januari 2013
RvS (10e k.) nr. 222.613, 25 februari 2013
RvS (7e k.) nr. 222.678, 28 februari 2013
RvS (10e k.) nr. 222.715, 4 maart 2013
RvS (10e k.) nr. 223.081, 29 maart 2013
Rb. Gent 17 april 2012
Ord. CJUE (9e ch.) n° C-542/12, 8 mai 2013 (Fidenato)
Grondwettelijk Hof nr. 74/2013, 30 mei 2013 (prejudiciële vraag)
Grondwettelijk Hof nr. 85/2013, 13 juni 2013
Grondwettelijk Hof nr. 91/2013, 13 juni 2013 (prejudiciële vraag)
RvS (7e k.) nr. 222.219, 24 januari 2013
RvS (7e k.) nr. 221.957, 10 januari 2013
RvS (7e k.) nr. 222.337, 31 januari 2013
RvS (10e k.) nr. 222.376, 5 februari 2013
RvS (7e k.) nr. 222.475, 14 februari 2013
RvS (7e k.) nr. 222.500, 14 februari 2013
RvS (7e k.) nr. 223.043, 28 maart 2013
RvS (10e k.) nr. 222.919, 19 maart 2013
RvS (7e k.) nr. 223.045, 28 maart 2013
RvS (10e k.) nr. 223.318, 29 april 2013
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC-13/11-VK, 21 februari 2013
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC-13/17-VK, 7 maart 2013
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC-13/30-VK, 9 april 2013
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC-13/40-VK, 25 april 2013
Raad Vergunningsbetwistingen nr. A/2013/0017, 16 januari 2013
Jaar
2013
Volume
2013
Nummer
4
Pagina
423
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Grondwettelijk Hof - Cour Constitutionnelle - Arbitragehof - Cour d'Arbitrage, 30/05/2013
Referentie
“Grondwettelijk Hof nr. 74/2013, 30 mei 2013 (prejudiciële vraag)”, TMILRE 2013, nr. 4, 423-428
Samenvatting
Samenvatting 1 Het verbod op aanplakking zoals omschreven in artikel 200 WDRT waarbij de regering gemachtigd wordt de aanplakking te verwijderen in de gebieden die zij bepaalt, is niet buitensporig ten aanzien van het doel waarvoor dit verbod werd ingesteld - namelijk om de schoonheid der gebouwen, monumenten, zichten en landschappen te vrijwaren – zelfs als hierbij geen enkel advies dient te worden ingewonnen, ook niet dat van de Administratie Monumenten en Landschappen. De wetgever, die geen algemeen verbod tot aanbrengen van plakbrieven, noch een te zeer ontradende belasting heeft willen invoeren, vermocht redelijkerwijze het aan de Koning toe te vertrouwen om, rekening houdend met de concrete omstandigheden en aard van de locatie, in detail te bepalen op welke plaatsen het vrijwaren van de schoonheid van gebouwen, monumenten, zichten en landschappen zulk een verbod kan verantwoorden. Het verbod is niet in strijd met artikel 16 Gw, in samenhang gelezen met artikel 1 Eerste Aanvullend Protocol EVRM, noch met de artikelen 12 en 14 Gw. Samenvatting 2 Artikel 201/1, lid 1 WDRT, zoals vervangen bij artikel 9 van de wet van 22 april 2003 tot modernisering van de belasting voor aanplakking en de betalingswijzen van het zegelrecht, schendt niet de regels tot verdeling van de bevoegdheden tussen de Staat, de gemeenschappen en de gewesten opgenomen in artikel 6, par. 1, I, 1° BWHI, door de bevoegdheid tot het opmaken van processen-verbaal te regelen voor wat betreft de inbreuken op het verbod tot aanplakking bedoeld in artikel 200 WDRT. Krachtens artikel 6, § 1, I, 1° en 7° BWHI zijn de gewesten bevoegd voor de stedenbouw en de ruimtelijke ordening, en voor de monumenten en de landschappen. Een regeling die de bescherming van de schoonheid van gebouwen, monumenten, zichten en landschappen beoogt, zoals die van artikel 200 van het WDRT, komt derhalve enkel nog de gewesten toe. Sinds de inwerkingtreding op 30 juli 1993, van (artikel 5 van) de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, komt het derhalve niet langer aan de federale overheid, maar aan de gewesten toe de ambtenaren aan te wijzen die bevoegd zijn om inbreuken op artikel 200 van het WDRT en van de uitvoeringsbesluiten daarvan vast te stellen, alsook om de bewijswaarde te bepalen van hun processen-verbaal. Bijgevolg, onverminderd artikel 8 Sv., dient artikel 201/1, lid 1 WDRT, in de versie zoals vervangen bij artikel 9 wet 22 april 2003, zo te worden begrepen dat het uitsluitend betrekking heeft op de aanwijzing van ambtenaren die toezicht houden op de naleving van de artikel 188 tot 199 WDRT en de uitvoeringsbesluiten ervan en dus niet op de aanwijzing van ambtenaren die toezicht houden op de naleving van artikel 200 WDRT en de uitvoeringsbesluiten ervan. De in het geding zijnde bepaling is dus in overeenstemming met de regels tot verdeling van de bevoegdheden tussen de Staat, de gemeenschappen en de gewesten.
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!