- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 4
- Artikel
- Milieuhandhavingscollege nr. MHHC-13/17-VK, 7 maart 2013
Volume 2013 : 4
Ronde tafel, De ontwikkelingen in de Belgische rechtspraak betreffende de toegang tot de rechter sinds de ratificatie van het Verdrag van Aarhus – Overwegingen voor de toekomst
De vordering tot opheffing van een stakingsbevel prima facie beoordeeld. Of toch niet?
Cass. (1e k.) AR C.10.0669.N, 8 februari 2013 (K.D. / Vlaams Gewest)
Cass. (2e k.) AR P.12.1389.N, 11 juni 2013 (P.P., P.S.L.V. / Gewestelijk Stedenbouwkundig Inspecteur, Milieusteunpunt Huldenberg)
De Eikendael-doctrine moet wijken voor de Aarhusdoctrine
RvS (7e k.) nr. 220.037, 28 juni 2012
RvS (10e k.) nr. 222.251, 25 januari 2013
RvS (10e k.) nr. 222.613, 25 februari 2013
RvS (7e k.) nr. 222.678, 28 februari 2013
RvS (10e k.) nr. 222.715, 4 maart 2013
RvS (10e k.) nr. 223.081, 29 maart 2013
Rb. Gent 17 april 2012
Ord. CJUE (9e ch.) n° C-542/12, 8 mai 2013 (Fidenato)
Grondwettelijk Hof nr. 74/2013, 30 mei 2013 (prejudiciële vraag)
Grondwettelijk Hof nr. 85/2013, 13 juni 2013
Grondwettelijk Hof nr. 91/2013, 13 juni 2013 (prejudiciële vraag)
RvS (7e k.) nr. 222.219, 24 januari 2013
RvS (7e k.) nr. 221.957, 10 januari 2013
RvS (7e k.) nr. 222.337, 31 januari 2013
RvS (10e k.) nr. 222.376, 5 februari 2013
RvS (7e k.) nr. 222.475, 14 februari 2013
RvS (7e k.) nr. 222.500, 14 februari 2013
RvS (7e k.) nr. 223.043, 28 maart 2013
RvS (10e k.) nr. 222.919, 19 maart 2013
RvS (7e k.) nr. 223.045, 28 maart 2013
RvS (10e k.) nr. 223.318, 29 april 2013
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC-13/11-VK, 21 februari 2013
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC-13/17-VK, 7 maart 2013
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC-13/30-VK, 9 april 2013
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC-13/40-VK, 25 april 2013
Raad Vergunningsbetwistingen nr. A/2013/0017, 16 januari 2013
Ronde tafel, De ontwikkelingen in de Belgische rechtspraak betreffende de toegang tot de rechter sinds de ratificatie van het Verdrag van Aarhus – Overwegingen voor de toekomst
De vordering tot opheffing van een stakingsbevel prima facie beoordeeld. Of toch niet?
Cass. (1e k.) AR C.10.0669.N, 8 februari 2013 (K.D. / Vlaams Gewest)
Cass. (2e k.) AR P.12.1389.N, 11 juni 2013 (P.P., P.S.L.V. / Gewestelijk Stedenbouwkundig Inspecteur, Milieusteunpunt Huldenberg)
De Eikendael-doctrine moet wijken voor de Aarhusdoctrine
RvS (7e k.) nr. 220.037, 28 juni 2012
RvS (10e k.) nr. 222.251, 25 januari 2013
RvS (10e k.) nr. 222.613, 25 februari 2013
RvS (7e k.) nr. 222.678, 28 februari 2013
RvS (10e k.) nr. 222.715, 4 maart 2013
RvS (10e k.) nr. 223.081, 29 maart 2013
Rb. Gent 17 april 2012
Ord. CJUE (9e ch.) n° C-542/12, 8 mai 2013 (Fidenato)
Grondwettelijk Hof nr. 74/2013, 30 mei 2013 (prejudiciële vraag)
Grondwettelijk Hof nr. 85/2013, 13 juni 2013
Grondwettelijk Hof nr. 91/2013, 13 juni 2013 (prejudiciële vraag)
RvS (7e k.) nr. 222.219, 24 januari 2013
RvS (7e k.) nr. 221.957, 10 januari 2013
RvS (7e k.) nr. 222.337, 31 januari 2013
RvS (10e k.) nr. 222.376, 5 februari 2013
RvS (7e k.) nr. 222.475, 14 februari 2013
RvS (7e k.) nr. 222.500, 14 februari 2013
RvS (7e k.) nr. 223.043, 28 maart 2013
RvS (10e k.) nr. 222.919, 19 maart 2013
RvS (7e k.) nr. 223.045, 28 maart 2013
RvS (10e k.) nr. 223.318, 29 april 2013
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC-13/11-VK, 21 februari 2013
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC-13/17-VK, 7 maart 2013
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC-13/30-VK, 9 april 2013
Milieuhandhavingscollege nr. MHHC-13/40-VK, 25 april 2013
Raad Vergunningsbetwistingen nr. A/2013/0017, 16 januari 2013
Jaar
2013
Volume
2013
Nummer
4
Pagina
446
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Milieuhandhavingscollege, 07/03/2013
Referentie
“Milieuhandhavingscollege nr. MHHC-13/17-VK, 7 maart 2013”, TMILRE 2013, nr. 4, 446-449
Samenvatting
Samenvatting 1 De gewestelijke entiteit legt aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op wegens de schending van milieuvoorwaarden bij de exploitatie van een mobiele breekinstallatie, met name door het overschrijden van de geluidsnorm en door het niet nemen van de nodige maatregelen om geluidshinder en stofhinder te voorkomen. De kennisgevingstermijnen, bepaald in de artikelen 16.4.36, §1, en 16.4.37, eerste lid, DABM, zijn ontegensprekelijk overschreden. De termijnen zijn geen vervaltermijnen, maar termijnen van orde. De decreetgever heeft immers voor geen van beide termijnen een sanctie bepaald die de overschrijding ervan van rechtswege bestraft. De loutere overschrijding van deze termijnen kan derhalve niet tot vernietiging van de bestreden beslissing leiden. Samenvatting 2 De gewestelijke toezichthouder van de afdeling Milieu-inspectie heeft een meting uitgevoerd in het kader van de technische controle van de geluidshinder. Dit blijkt onder meer duidelijk uit de bijlage bij het proces- verbaal. Beide partijen bevestigen dat het verslag van de geluidsmeting niet binnen de vijf werkdagen na de meting werd overhandigd of toegezonden aan de verzoekende partij, zoals nochtans vereist door artikel 56, derde lid, milieuhandhavingsbesluit. Deze verplichting is niet op straffe van nietigheid bepaald, zodat een miskenning ervan door de toezichthouder niet tot de nietigheid van de gedane vaststellingen kan leiden. De verzoekende partij legt geen enkele indicatie voor dat zijzelf de grafische weergave van de meetresultaten aan de verbalisante zou hebben opgevraagd. Blijkbaar was deze grafiek voor haar dan toch niet onontbeerlijk in de opbouw van haar verweer. (Art. 1, § 1, van bijlage 4.5.1 Vlarem II). Artikel 1, §2, eerste lid, van bijlage 4.5.1 Vlarem II moet in casu worden samengelezen met artikel 54, §1, tweede zin, milieuhandhavingsbesluit, dat stipuleert dat de toezichthouders het tijdstip waarop en de bedrijfsomstandigheden waaronder de meting wordt uitgevoerd bepalen. In tegenstelling tot de bewering van de verzoekende partij heeft de verbalisante wel degelijk rekening gehouden met de werkomstandigheden van de betrokken inrichting. Deze omstandigheden zijn meteen ook in overeenstemming met artikel 2, §1, derde lid, van bijlage 4.5.1 Vlarem II. De minimale meetduur van 24 uur, die volgens artikel 1, §2, derde lid, van bijlage 4.5.1 Vlarem II geldt voor een volledig akoestisch onderzoek, is niet van toepassing in het kader van de door de toezichthouder uitgevoerde technische controle. De toezichthouder hoefde dan ook geen bijkomende motivering op te nemen voor de beperking van de meetduur, zoals het vierde lid van ditzelfde artikel voorziet voor de milieudeskundige bij de uitvoering van een volledig akoestisch onderzoek. Op basis van de resultaten van de uitgevoerde geluidsmeting, in combinatie met de zintuiglijke vaststellingen van de toezichthouders, neemt de bestreden beslissing terecht de overschrijding van de geluidsnorm van artikel 4.5.3.1, §1 Vlarem II in aanmerking. Samenvatting 3 De bewering van de verzoekende partij, als zou zij "steeds de nodige maatregelen" hebben genomen om geluidsoverlast te beperken staat volledig in tegenspraak tot de eigen vaststellingen van de verbalisante in haar proces-verbaal, die bijzondere bewijswaarde hebben. Bijkomend maakt de verbalisante ook nadrukkelijk melding van een mondelinge toelichting, door de plaatselijk verantwoordelijke van de verzoekende partij, dat een mobiele breker was ingehuurd. Ook al voorziet Vlarem II niet uitdrukkelijk in een verplichting tot het naleven van het werkplan, kan dit werkplan wél een element vormen bij de beoordeling van een eventuele schending van de door artikel 22 milieuvergunningsdecreet en artikel 43 Vlarem I bepaalde zorgplicht. De breekactiviteiten werden uitgevoerd op een andere plaats dan degene die stond aangegeven op het werkplan daar waar de daar aangegeven plaats net bedoeld was om de kans op geluidshinder tot een absoluut minimum te beperken. Samenvatting 4 Van een schending van artikel 16.4.29 DABM kan er enkel sprake zijn indien de gewestelijke entiteit op kennelijk onredelijke wijze toepassing heeft gemaakt van de waarderingscriteria die daar zijn bepaald. De verzoekende partij betwist drie onderdelen van de bestreden beslissing: de beoordeling van de ernst van de geluidshinder, de beoordeling van de factor frequentie en de beoordeling van de omstandigheden waarin de milieumisdrijven werden gepleegd. De bestreden beslissing beoordeelt de ernst van de feiten door te wijzen op het belang van een naleving van het werkplan ter voorkoming en beperking van hinder in het algemeen, door te herinneren aan de beschermende functie van de geluidsnormering bepaald in hoofdstuk 4.5 Vlarem II betreffende de beheersing van de geluidshinder, door de schadelijkheid van geluidshinder voor omwonenden, op het fysische en psychische vlak, in aanmerking te nemen en door, uiteindelijk, ook de professionele context waarin de feiten werden gepleegd in de beoordeling mee te nemen. Deze beoordeling van de ernst van de feiten is geenszins kennelijk onredelijk. In het proces-verbaal, dat deel uitmaakt van het administratief dossier en werd opgesteld door een toezichthouder van de afdeling Milieu-inspectie, wordt vastgesteld dat de exploitatie van de verzoekende partij stofhinder veroorzaakt en dat er niet volgens het werkplan wordt gewerkt. Het Milieuhandhavingscollege ziet niet in op welke wijze de gewestelijke entiteit het criterium 'frequentie' kennelijk onredelijk zou hebben beoordeeld. Tenslotte bekritiseert de verzoekende partij de beoordeling van de omstandigheden in de bestreden beslissing. Zij stelt vast dat deze beslissing de relatief hoge windsnelheid op het moment van de vaststellingen in rekening brengt als een verzachtende omstandigheid voor de stofhinder. Het Milieuhandhavingscollege ziet niet in welk belang de verzoekende partij er bij heeft. Naar deze partij zelf ook vermeldt, werd de windsnelheid immers in haar voordeel als verzachtende omstandigheid in aanmerking genomen. De gewestelijke entiteit heeft bij het bepalen van het boetebedrag, niet kennelijk onredelijk geoordeeld en het voorschrift van artikel 16.4.29 DABM niet geschonden.
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!