RvS (10e k.) nr. 222.376, 5 februari 2013

Zoek in bibliotheek

Zoek naar boeken en tijdschriften in de bibliotheek.

Zoek in full text

Zoek naar specifieke inhoud op basis van zoektermen en filters.

Full text
Tijdschrift
Nummer 4
Artikel
RvS (10e k.) nr. 222.376, 5 februari 2013

Jaar 2013 Volume 2013 Nummer 4 Pagina 434 Taal Nederlands Rechtscollege Raad van State - Conseil d’Etat, 05/02/2013 Referentie “RvS (10e k.) nr. 222.376, 5 februari 2013”, TMILRE 2013, nr. 4, 434-436 Samenvatting Samenvatting 1 Bepaalde bindende bepalingen impliceren in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen een chronologie waarbij in een eerste stap het structuurondersteunend kleinstedelijk gebied wordt afgebakend, om dan in een tweede stap binnen het aldus afgebakende gebied bedrijventerreinen af te bakenen. Het bestreden Provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan lijkt deze chronologie niet te respecteren. De omstandigheid dat de opmaak van het Provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan met betrekking tot de afbakening van het kleinstedelijk gebied gelijktijdig is verlopen met de opmaak van het bestreden Provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan, doet op het eerste gezicht geen afbreuk aan de vaststelling dat die afbakening ten tijde van de bestreden besluiten nog geen juridisch vaststaand feit was en dat de bepalingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen de overheid tot een chronologie verplichten die in casu niet lijkt te zijn gerespecteerd. (Art. 2.1.2, § 1 en § 2 en 2.2.2, § 1, 3° VCRO). Samenvatting 2 De verwerende partijen wijzen terecht op de hoeveelheid en de uitgebreidheid van de aangevoerde middelen in de schorsingsprocedure. Het respect voor de rechten van verdediging in de procedure van het administratief kort geding, waar die rechten door de procedure al beperkt zijn, en de “summaria cognitio” waarmee de Raad van State van vorderingen tot schorsing kennis neemt, impliceren dat de verzoekende partijen bij het formuleren van “ernstige” middelen die tot de vernietiging kunnen leiden, ertoe gehouden zijn gevat aan te geven welke rechtsregel zij geschonden achten en op welke wijze de aangevochten akte daarop een inbreuk maakt. Indien de verzoekende partijen een uitvoerige uiteenzetting zoals te dezen naar voor brengen om de ernst van de middelen aan te tonen, zal de Raad van State zich noodgedwongen dienen te beperken tot een prima facie onderzoek van de essentie van de aangevoerde middelen, zonder op ieder argument afzonderlijk in te gaan. De uitgebreidheid van de aangevoerde middelen neemt echter niet weg dat de verwerende partijen er binnen de hun toebemeten termijn in geslaagd zijn op vrij omstandige wijze te antwoorden op deze middelen. De rechten van verdediging werden niet geschonden.

Geachte bezoeker

Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.

Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!

Inloggen Registreren