RvS (7e k.) nr. 251.844, 14 oktober 2021 (B. DE VOS, J. JANSSENS / VLAAMSE GEWEST)

Zoek in bibliotheek

Zoek naar boeken en tijdschriften in de bibliotheek.

Zoek in full text

Zoek naar specifieke inhoud op basis van zoektermen en filters.

Full text
Tijdschrift
Nummer 2
Artikel
RvS (7e k.) nr. 251.844, 14 oktober 2021 (B. DE VOS, J. JANSSENS / VLAAMSE GEWEST)

Jaar 2022 Volume 2022 Nummer 2 Pagina 272 Taal Nederlands Rechtscollege Raad van State - Conseil d’Etat, 14/10/2021 Referentie “RvS (7e k.) nr. 251.844, 14 oktober 2021 (B. DE VOS, J. JANSSENS / VLAAMSE GEWEST)”, TMILRE 2022, nr. 2, 272 Samenvatting Samenvatting 1 Art. 4.3.1 , § 2, 1° VCRO verplicht het vergunningverlenende bestuur om op concrete wijze te onderzoeken of een aanvraag beantwoordt aan de eisen van de goede ruimtelijke ordening, hetgeen er in wezen op neerkomt dat zij alle relevante juridische en feitelijke kenmerken van de plaatselijke ruimtelijke toestand bij de beoordeling betrekt en op grond daarvan een beslissing neemt die van aard is de ingediende bezwaren afdoende te beantwoorden. De motieven van de bestreden vergunningsbeslissing verantwoorden onvoldoende waarom, niettegenstaande de concreet onderbouwde bezwaren van de verzoekers, de exploitatie op de betrokken locatie van twee windturbines, met een masthoogte van maximaal 125 meter en maximale tiphoogte van 175 meter, verenigbaar kan worden geacht met de in artikel 4.3.1 , § 2, 1°, VCRO vooropgestelde beginselen in zake het vrijwaren van de goede plaatselijke ruimtelijke ordening. Deze vaststelling dringt zich nog nadrukkelijker op aangezien de verwerende partij in de bestreden vergunningsbeslissing enkel oog blijkt te hebben gehad voor het zogenaamde bundelings- en optimalisatieprincipe, vervat in omzendbrief RO/2014/02. Bijgevolg doet de motivering van de bestreden vergunningsbeslissing er niet van blijken dat ze steunt op zorgvuldig vastgestelde feiten die aantonen dat de visuele verstoring van het open (kouter)landschap door de vergunde exploitatie verenigbaar kan worden geacht met de goede ruimtelijke ordening. Art. 4.3.1 , Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening Samenvatting 2 Het procedurereglement R.v.St . vereist niet dat de vermelde hoedanigheid en verblijfplaats vermeld in het inleidend verzoekschrift worden gestaafd door de officiële documenten. In casu worden de verzoekende partijen volledig geïdentificeerd door de informatie in het verzoekschrift. De vermelding van deze elementen zorgt ervoor dat de tegenpartij aan de partij die tussenkomt kan verwijten dat de verzoekende partijen over het vereiste belang beschikken.

Geachte bezoeker

Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.

Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!

Inloggen Registreren