RvS (7e k.) nr. 251.904, 21 oktober 2021 (NV DE MUNTER BRANDSTOFFEN / VLAAMSE GEWEST)

Zoek in bibliotheek

Zoek naar boeken en tijdschriften in de bibliotheek.

Zoek in full text

Zoek naar specifieke inhoud op basis van zoektermen en filters.

Full text
Tijdschrift
Nummer 2
Artikel
RvS (7e k.) nr. 251.904, 21 oktober 2021 (NV DE MUNTER BRANDSTOFFEN / VLAAMSE GEWEST)

Jaar 2022 Volume 2022 Nummer 2 Pagina 255 Taal Nederlands Rechtscollege Raad van State - Conseil d’Etat, 21/10/2021 Referentie “RvS (7e k.) nr. 251.904, 21 oktober 2021 (NV DE MUNTER BRANDSTOFFEN / VLAAMSE GEWEST)”, TMILRE 2022, nr. 2, 255-259 Samenvatting Samenvatting 1 De aanmaning tot uitvoering van een bodemsaneringsproject impliceert dat OVAM op dat moment van oordeel was dat de verzoekende partij in de voorgaande briefwisseling, noch in haar hoedanigheid van exploitant, noch in haar hoedanigheid van eigenaar, ervan kon overtuigen dat zij aan de vrijstellingsvoorwaarden voldeed. Bijgevolg kwam het de verzoekende partij, als aangemaande persoon, overeenkomstig artikel 52 , derde lid van Vlarebo vervolgens toe om een nieuw verzoek tot vrijstelling in te dienen, dan wel het eerder ingediende gemotiveerde standpunt verder aan te vullen. Art. 52 , Besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming Samenvatting 2 Als uitgangspunt voor het berekenen van de (onredelijk geachte) termijn, is het niet onredelijk om uit te gaan van het ogenblik van de schriftelijke communicatie over het verzoek tot vrijstelling saneringsplicht, minstens het ogenblik van de conformverklaring van het beschrijvend bodemonderzoek. Samenvatting 3 Aangezien de hoedanigheden van exploitant en eigenaar van de grond in het voorliggende geval in dezelfde persoon, met name de verzoekende partij, zijn verenigd en er geen andere gebruiker op de grond aanwezig is, maakt de verzoekende partij niet aannemelijk dat zij wordt benadeeld door het feit dat OVAM haar aanmaant als "exploitant en eigenaar op de grond" om over te gaan tot bodemsanering. Samenvatting 4 De beweerde overschrijding van de redelijke termijn met verlies van uitspraakbevoegdheid van de minister over de betwisting over de wijze waarop zij op haar saneringsplicht is gewezen, zal de verzoekende partij niet leiden naar een situatie waarin kan of zal worden vastgesteld dat zij niet op een correcte manier is gewezen op haar saneringsplicht overeenkomstig artikel 22 van het bodemdecreet. Art. 22 , Decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming

Geachte bezoeker

Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.

Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!

Inloggen Registreren