Gent (7e k.) nr. 2013/AR/2072, 4 januari 2016

Zoek in bibliotheek

Zoek naar boeken en tijdschriften in de bibliotheek.

Zoek in full text

Zoek naar specifieke inhoud op basis van zoektermen en filters.

Full text
Tijdschrift
Nummer 125
Artikel
Gent (7e k.) nr. 2013/AR/2072, 4 januari 2016

Jaar 2018 Volume 2018 Nummer 125 Pagina 109 Taal Nederlands Rechtscollege Hof van Beroep - Cour d'Appel, 04/01/2016 Referentie “Gent (7e k.) nr. 2013/AR/2072, 4 januari 2016”, HOR 2018, nr. 125, 109-113 Samenvatting Samenvatting 1 De kredietinstelling heeft geen informatieplicht over de solvabiliteit en de financiële situatie van de hoofdschuldenaar t.a.v. de derde-hypotheeksteller. De derde-hypotheeksteller moet dit nazicht zelf op zich nemen. De bankier-kredietverlener is verder onderworpen aan een discretieplicht en mag niet zo maar gevoelige informatie over de risico’s en de situatie van de kredietnemer meedelen aan de zekerheidssteller. Samenvatting 2 De bank kan door het toekennen van een onverantwoord krediet bij de schuldeisers van de kredietnemer een valse indruk van kredietwaardigheid wekken. De borg kan zich evenwel niet beroepen op deze schijn van kredietwaardigheid, nu de oorzaak van zijn borgstelling niet hierin gelegen is. Bovendien zal de persoonlijke verhouding tussen de hoofdschuldenaar op dat ogenblik en de borg deze laatste toelaten om minstens even goed als de kredietverlener kennis te nemen van de financiële toestand van de hoofdschuldenaar. De vraag tot borgstelling laat daarentegen toe om aan te nemen dat de kredietwaardigheid van de hoofdschuldenaar op dat ogenblik alleszins niet volstaat om zonder die zekerheidsstelling het beoogde krediet te verwerven, zodat de borgstelling eerder bijdraagt tot het in stand houden van de kredietwaardigheid van de hoofdschuldenaar. Bij vaststelling van een onvoldoende terugbetalingscapaciteit dient de bankier zich te onthouden van krediettoekenning, ook indien hij over voldoende zekerheden beschikt. Een krediet mag niet toegekend worden louter op grond van de verleende zekerheden. Samenvatting 3 De beoordeling van de opportuniteit van een krediet behoort aan de kredietnemer en de bankier begaat geen fout omdat hij nagelaten heeft de aandacht van de kredietnemer te vestigen op de opportuniteit van het toestaan van een krediet. Een fout die wordt begaan betreffende de kansen op welslagen van een onderneming waaraan de bank een krediet toekent of voor wie ze een krediet behoudt, maakt niet noodzakelijk een fout uit voor zover de genomen risico’s niet onredelijk waren. Een derde kan een kredietinstelling slechts aansprakelijk stellen indien hij bewijst dat de bank wist of diende te weten dat, op het ogenblik van de kredietverlening en alle omstandigheden in acht genomen, de toestand van de kredietnemer zodanig onherroepelijk was verslechterd dat er redelijkerwijze geen enkele kans op herstel meer bestond.

Geachte bezoeker

Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.

Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!

Inloggen Registreren